VN-tribunaal voor moord op ex-premier Libanon
NEW YORK - De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft woensdag besloten een speciaal tribunaal in te stellen voor de berechting van de moordenaars van de Libanese ex-premier Rafik Hariri.
Tien leden van de vijftien zetels tellende raad stemden voor, terwijl vijf zich onthielden van stemming. De resolutie werd ingediend door de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk.Het is nog niet bekend waar het tribunaal wordt gevestigd. In de race zijn Cyprus en Nederland.
De woensdag door de Veiligheidsraad aangenomen resolutie biedt het Libanese parlement een laatste kans om het tribunaal zelf op te richten. Doet het parlement dit niet voor 10 juni, dan wordt het tribunaal buiten Libanon opgezet, met een meerderheid van niet-Libanese rechters en een niet-Libanese aanklager.
Hariri en 22 anderen kwamen bij een bomaanslag in 2005 om het leven. Er zijn aanwijzigen dat Syrië achter de aanslag zat, maar Damascus ontkent dat in alle toonaarden.
De zoon van de ex-premier verwelkomde het besluit van de Veiligheidsraad. „Dit is een overwinning voor het onderdrukte Libanon”, aldus Saad Hariri voor de Libanese televisie. Aanhangers van Hariri gingen in Beiroet de straat op om het heuglijke nieuws te vieren met vuurwerk en geweerschoten.
De Libanese politiek is diep verdeeld over de kwestie. Veel pro-Syrische Libanezen zijn tegen een dergelijk tribunaal. Sommige waarnemers menen dat het recente geweld in Libanon te maken heeft met de oprichting van het tribunaal.
De prowesterse premier van Libanon, Fad Siniora, vroeg de Veiligheidsraad eerder deze maand het tribunaal op te richten, omdat de Libanese oppositie weigert mee te werken aan de oprichting van een tribunaal door zijn regering.
Algemeen wordt verondersteld dat Syrië betrokken was bij de moord op Hariri. Het land heeft nog steeds veel invloed in Libanon en steunt onder meer Hezbollah, de guerrillabeweging die in de oppositie zit. De kwestie van het tribunaal leidde in Libanon tot een felle politieke strijd tussen voor- en tegenstanders van Syrië. Bij recente straatgevechten vielen bovendien elf doden.
Behalve Rusland en China onthielden ook Zuid-Afrika, Indonesië en Qatar zich van stemming. De vijf landen verzetten zich ertegen dat het tribunaal wordt opgericht met verwijzing naar Artikel 7 van het VN-handvest, dat handelt over bedreigingen van de internationale vrede. Het tribunaal kan zodoende met geweld worden afgedwongen. Alle resoluties van de Veiligheidsraad zijn wettelijk bindend en dus is het onnodig om te verwijzen naar Artikel 7, aldus de landen. De Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk hielden echter vast aan de verwijzing.
De Chinese VN-ambassadeur Wang Guangya waarschuwde dat alleen een tribunaal dat de goedkeuring heeft van alle Libanese facties effectief kan zijn. Zijn Russische ambtgenoot Vitali Tsjoerkin zei dat Moskou weliswaar de schuldigen wil straffen, maar dat vervolging niet moet leiden tot negatieve gevolgen in de al tot op het bot verdeelde Libanese samenleving. De Veiligheidsraad heeft zich volgens hem schuldig gemaakt aan inbreuk op de Libanese soevereiniteit.
De Britse VN-ambassadeur Emyr Jones Parry ontkende dit. Het tribunaal is volgens hem geen interventie in Libanese aangelegenheden. Wel is het tribunaal van levensbelang voor Libanon, voor de rechtvaardigheid en voor de regio. De oprichting van het tribunaal is een weldoordacht antwoord op een verzoek van de Libanese regering, zei hij.