Tielse Bataven waren halve Romeinen
TIEL - Bataafse boeren en Romeinen hadden weinig contact met elkaar, dachten historici tot voor kort. Uit opgravingen in Tiel blijkt het tegendeel. Bewoners van de nederzetting Passewaaij spraken Latijn, droegen Romeinse namen en hadden het Romeinse burgerrecht.
Dat blijkt uit het boek ”Een Bataafse gemeenschap in de wereld van het Romeinse Rijk”, dat donderdag in Tiel werd gepresenteerd.Sinds 1995 vinden in Tiel grootschalige opgravingen plaats, voorafgaand aan de nieuwbouw van de wijk Passewaaij. Onderzoekers ontdekten over een afstand van ruim een kilometer twee Bataafse nederzettingen en een grafveld uit de periode 70-250 na Christus. In een tijdsbestek van 180 jaar zijn hier ongeveer 460 Bataven gecremeerd.
Het grafveld is daarmee de grootste plattelandsbegraafplaats uit de Romeinse tijd in Nederland. „Het is een terrein van bijna 6 hectare, met daarin 500 grafheuvels. Dat aantal ligt twee keer zo hoog als een gemiddeld grafveld uit die periode”, zegt onderzoeksleider prof. dr. Roymans.
De archeologen ontdekten drie nieuwe, veel kleinere begraafplaatsen die ouder zijn dan het grote grafveld. In één van de nieuw gevonden grafveldjes, dat van rond 100 voor Christus stamt, zijn negen personen begraven. Waarschijnlijk waren dit leden van dezelfde familie.
Onderzoekers troffen er tijdens de opgravingen resten aan van een bizar grafritueel, de zogenaamde excarnatie. Bewoners uit de ijzertijd lieten de lichamen van hun doden eerst enkele maanden tot een jaar in de open lucht vergaan. Pas daarna cremeerden ze de ontvleesde botten op een brandstapel.
Een van de meest verrassende conclusies is dat de bewoners van Passewaaij voor een groot deel waren geïntegreerd in de Romeinse cultuur, vertelt Roymans. „Zij spraken Latijn, droegen Romeinse namen en veel inwoners hadden vanaf de eerste eeuw na Christus het Romeinse burgerrecht. Boerenzonen gingen voor 25 jaar in het Romeinse leger. Ze zagen grote delen van de wereld en keerden daarna met hun uitrusting huiswaarts. Dat leiden wij af uit de vondst van Romeins wapentuig in de grond.”
Volgens archeoloog Stijn Heeren is de opgraving ook voor de huidige samenleving nog van betekenis. „Tielenaren leren dat zij niet de eersten zijn die zich op deze plek vestigen. De sporen van de eerste bewoners, misschien wel hun eigen voorouders, zijn soms letterlijk in hun achtertuin gevonden.”
Burgemeester de Vreeze, die het eerste exemplaar in ontvangst nam, hoopt dat mensen hun beeld van archeologie bijstellen na het lezen van het boek. „Mensen kijken soms meewarig bij het zien van een stel archeologen met een tandenborstel in hun hand. Gezien de resultaten van dit onderzoek is dat volkomen onterecht.”