Dat blijkt uit een onlangs gepubliceerd rapport van de Inspectie voor de Openbare orde en Veiligheid.Bij de uitslaande brand werden een bedrijfsverzamelgebouw en een belendend postkantoor in de as gelegd. Omdat er asbest vrijkwam, moest het omliggende industrieterrein gedeeltelijk worden afgesloten.

Om boven water te krijgen of brandweer, politie en gemeentelijke overheid nalatigheid kan worden verweten, schakelde burgemeester B. Koelewijn de inspectie in. Uit haar onderzoek blijkt dat alle verantwoordelijke instanties op adequate wijze naar bevind van zaken hebben gehandeld.

Toen het vuur in razend tempo om zich heen greep, gaf de brandweer tijdig aan dat het om een zeer grote brand ging en de brandbestrijdingscapaciteit daarop moest worden afgestemd.

Wel was de aanpak op onderdelen voor verbetering vatbaar. Aanvankelijk was een brandkraan onvindbaar omdat deze per abuis onder een lading zand was terechtgekomen. De bluswerkzaamheden met water uit de bluswagen waren toen echter al in volle gang en er was geen sprake van schade door watergebrek.

Burgemeester Koelewijn toonde zich woensdag blij met de aanbevelingen van de inspectie. „De te realiseren verbeterpunten hebben echter niet geleid tot de conclusie dat de brand niet afdoende is bestreden.”

Bij de brand kwam asbest vrij, waardoor de getroffen bedrijven het asbest moesten saneren. De ondernemers vragen de gemeente de kosten daarvoor, 200.000 euro, te delen. Koelewijn noemde dit „geen onredelijke eis” en wil daar welwillend naar kijken.

Woensdag buigt een commissie uit de gemeenteraad zich over het onderzoeksrapport.