Cultuur & boeken

Niet iedereen spreekt in tongen

Titel: ”Profetie en tongentaal. De gaven van de Geest en de gereformeerde traditie”
Auteur: dr. W. van Vlastuin
Uitgeverij: Den Hertog, Houten, 2007
ISBN 90 331 2016X
Pagina’s: 151
Prijs: € 13,50.

Ds. J. Westerink
23 May 2007 10:31Gewijzigd op 14 November 2020 04:47

Sinds geruime tijd is er groeiende aandacht voor de gaven van de Geest, de charismata. Die aandacht, die zich vooral richt op de buitengewone gaven als tongentaal, profetie en genezing, blijkt in boeken, kranten en tijdschriften. Felle discussies worden gevoerd, soms heel emotioneel. Ook in reformatorische kring klinken de vragen steeds luider. Nu heeft ook dr. W. van Vlastuin, hersteld hervormd predikant in Katwijk, zich in deze discussie gemengd met een boek over „de gaven van de Geest en de gereformeerde traditie.” Het is duidelijk dat zijn studie een beperkt karakter draagt. Enerzijds maakt de titel duidelijk dat hij zich tot twee gaven van de Geest beperkt.

Anderzijds is het zijn bedoeling het charismatische denken en de gereformeerde theologie naast elkaar te leggen om te zien of er in de gereformeerde theologie sprake is van een charismatisch manco, zoals velen beweren, en of die theologie door het charismatisch denken verrijkt en verdiept zou kunnen worden, zoals velen eveneens beweren. Dit laatste wordt des te spannender, omdat tot die velen steeds meer mensen behoren die ook gereformeerd willen zijn. Daarom alleen al is het goed dat een boek als dit in onze kring verschijnt.

Profeteren
De helft van ”Profetie en tongentaal” wordt in beslag genomen door het onderwerp profetie. Achtereenvolgens beschrijft de auteur wat hij in het Oude Testament, het Nieuwe Testament en in de gereformeerde traditie heeft gevonden. Dat hij eerst naar het Oude Testament wil luisteren, heeft alles te maken met zijn veronderstelling dat „de profetie in het Nieuwe Testament niet wezenlijk anders is dan de profetie in het Oude Testament, tenzij het tegendeel blijkt.”

De schrijver zegt vervolgens veel mooie en goede dingen over profetie, zoals we die in de Schriften vinden. Het gevaar van een hypothese die als uitgangspunt dient voor een onderzoek, is echter dat we eropuit zijn die veronderstelling ook te bewijzen. Dat kan ten koste gaan van een onbevangen lezen van wat er staat.

De schrijver is naar mijn indruk niet helemaal aan dat gevaar ontkomen. Bij de overeenkomst die er is, is er toch ook terdege onderscheid tussen de profetie van het Oude Testament en die van het Nieuwe Testament. In het Oude Testament is de profeet een instrument in dienst van de Heere, geroepen om Zijn wil en woord bekend te maken. In het Nieuwe Testament zie ik profeteren veel meer in de lijn van Handelingen 2:17. De kanttekenaren leggen het woord profeteren dat hier wordt gebruikt uit als: „God klaarlijk kennen en anderen van Hem onderwijzen.”

In die lijn zijn er op dit punt geen problemen met de positie van de vrouw in de gemeente. Er is een antwoord aan hen die menen dat de geestelijke gaven, dus ook de profetie, ophouden wanneer de tijd van de apostelen ophoudt. En er is een Schriftuurlijke basis voor de opwekking om te profeteren. Hebben we juist in onze tijd niet heel dringend behoefte aan mensen die profeteren, ook aan een profeterende jeugd, die met geestelijk gezag vanuit een persoonlijk kennen van de Heere en Zijn Woord, anderen mogen onderwijzen? Ik weet dat de schrijver het laatste van harte met mij eens is. Zijn boek zou aan kracht gewonnen hebben wanneer het duidelijker had aangetoond dat het om dit profeteren gaat in het Nieuwe Testament.

Tongentaal
Over het beladen onderwerp tongentaal schrijft dr. Van Vlastuin op een evenwichtige wijze. Wat is het belangrijk om het onderscheid tussen Geestesvrucht en Geestesgaven goed te blijven zien. Ik blijf het merkwaardig vinden dat men in pinksterkringen de tongentaal als het kenmerk van geestelijk leven beschouwt, terwijl Paulus zo nadrukkelijk schrijft dat niet ieder dezelfde gaven ontvangt; dat die gaven gegeven worden met het oog op de gemeente en dat de gave van de tongentaal daarbij bepaald niet als de voornaamste wordt gezien!

Wanneer de schrijver het gebeuren in Handelingen 2 op één lijn stelt met het spreken in tongen in bijvoorbeeld 1 Korinthe 14 vraag ik mij wel af of hij voldoende verdisconteerd heeft dat het spreken in Handelingen 2 juist leidt tot het horen van de grote werken Gods, terwijl Paulus in 1 Korinthe 14 waarschuwt voor het spreken in tongen met het oog op vreemden, die dan juist niets verstaan.

Zeker wanneer het gaat over de grote lijnen in dit onderwerp, kan ik mij helemaal vinden in het standpunt van de schrijver. Het is van het grootste belang vandaag vanuit de Schrift te benadrukken dat er geen werk van de Geest is dat ons voorbij Christus voert. De Geest verheerlijkt Christus en doet alles in Hem vinden. Alle gaven van de Geest zijn daaraan dienstbaar. De Geest bedoelt met Zijn gaven niets anders dan dat ik Hem kenne en meer en meer kenne en zo het verlangen leer dat de bruidskerk met de Geest doet bidden om de komst van de Bruidegom.

Met het oog daarop zijn de kerken van de Reformatie „verlegen om een fris bad van de illuminatie door de Heilige Geest”, om zo met gezag het Woord Gods te mogen spreken. Met die overtuiging van de schrijver stem ik van harte in!

Enkele storende fouten, bijvoorbeeld op de bladzijden 55 en 82, vragen om correctie bij een herdruk van dit boek, dat verscheen als deel 2 van Hersteld Hervormde Studies.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer