Ontmoeting
Daar stond hij voor mijn deur. Hij had een plastic zak met spullen bij zich, op zijn hoofd een wat vreemde cowboyhoed. Een zwerver. Na jaren van een goed leven, veel geld verdienen, een mooi huis, een vrouw en twee kinderen was er een breuk gekomen. Nu is hij alles kwijt, zwerft al een jaar over straat en slaapt in een park of station, schrijft evangelist H. Bor uit Gent.
Deze middag zocht hij wat rust in ons centrum. Voor mij kwam hij zeer ongelegen, want er lag nog veel werk te wachten. Ik wilde juist wat pauzeren, gezellig in de tuin koffiedrinken met mijn vrouw en wat bij praten… maar daar stond deze ”lastpost” voor de deur. Dat gooide roet in het eten, deze fijne middag. Ik groette hem en hakkelde: „Je weet toch dat ik het druk heb.” Met andere woorden: Deze ontmoeting komt me nu niet uit.
Samaritaan
Opeens flitste de geschiedenis van de barmhartige Samaritaan door mijn hoofd. Hij ontmoette op zijn weg de Jood, die daar half dood langs de weg lag, en zijn besluit stond direct vast: die man moet geholpen worden. Maar, dacht ik, wat moet ik hier doen? Ik kan hem toch niet in de herberg brengen en de herbergier enkele euro’s geven om zo van hem af zijn? Je kunt ook zeggen: Deze man kiest er toch zelf voor zo te leven?
Is het werkelijk zo gemakkelijk? Wat is zijn psychische toestand? In gedachten zag ik de foto’s in het blad dat stichting Ontmoeting uitgeeft. Zwervers wordt hulp geboden, lekkere soep, koffie, gezellig wat praten. Wat moest ik met deze man? Ik liet hem maar binnen, met een zucht in mijn hart.
Het is prachtig, die mooie verhalen over criminelen, zwervers, prostituees et cetera die worden geholpen. Natuurlijk, zij móéten hulp krijgen, maar als ze voor de deur staan, of als er naast ons één in de kerkbank schuift, vinden we het maar lastig. We kunnen het geduld niet opbrengen om naar zijn of haar verhaal te luisteren. We denken bij onszelf: „Moet dat nu, dat is toch niet voor mij, laat dat maar over aan een maatschappelijk werker.”
Ondertussen blijven we beleefd en voorkomend, maar in onszelf denken we: Hoe kom ik zo gauw mogelijk van hem of haar af. Wanneer hij of zij vertrokken is, komen de tongen van de overblijvende gasten los: „’t Is toch wat hè.” Men schudt het hoofd, voelt zich gerust in het gesettelde leven met elke maand genoeg op de bankrekening; een comfortabel huis waarvan onze voorouders niet konden dromen; en een auto waar grootvader jaloers op zou zijn.
Wie is wijs om deze man op te vangen? Wijsheid in de ontmoeting is de weg die de Heere Jezus ging toen Hij zulke mensen ontmoette. Hij dacht niet: Wat jammer van mijn middag. Hij vergat zijn eten en drinken. Hij hongerde en dorstte naar de ziel van de vrouw die aan die waterput kwam. Hij deelde het levende water uit, waarvan zij mocht drinken om nooit meer te dorsten naar de wereld.
Als we op Hem mogen zien, op de verloren toestand van onze ziel en de ziel van onze naaste, dan worden we vervuld om zwervers waar mogelijk te helpen.
We gaven hem een plekje in onze tuin om even te rusten en ’s avonds ging hij mee naar de bijbelstudie. Heerlijk om dan de armen het Evangelie te verkondigen.
Zonden
Jaren geleden kwam er ook zo’n figuur over de vloer. Gelukkig had hij nog een huis waarin hij woonde, maar dikwijls zwierf hij maar wat rond. Hij leed aan een psychische ziekte. Veel mensen begrepen hem niet. Hij werd altijd wat meewarig aangekeken.
Hij kwam veel bij ons, dronk koffie, maakte een praatje en ging weer. Soms vond hij alles te streng en te strak, maar telkens kwam hij terug. Jaren heb ik hem begeleid, vaak met een zucht in mijn hart en de vraag: Wat moet ik ermee? Totdat de laatste maanden van zijn leven aanbraken en ik op een avond een ontmoeting met hem had. Hij zei het volgende: „Ik heb vannacht in mijn Bijbel gelezen dat een vertoornd God genadig wil zijn en dat voor mij! Want het grootste verdriet van mijn leven zijn mijn zonden, ik ben er zo moe van.” Kort daarop haalde de Heere de vreemde zwerver thuis.
In die tijd kreeg ik een ontmoeting met de Heere. Hij bepaalde mij bij Jesaja 40:11: „Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een herder; Hij zal de lammeren in Zijn armen vergaderen, en in zijn schoot dragen; De zogenden zal Hij zachtjes leiden.” De Heere liet mij zien hoe Hij de zijnen leidt en verzorgt en dat wij er anders tegenaan kijken dan de Heere, die de Zijnen kent.
Ik moest eraan denken, hoe mij als kleine jongen een boekje over Jona werd voorgelezen. Dat eindigde met de woorden: „die domme Jona.” Nu moest ik zeggen: „die domme…”
H. Bor, evangelist in het Belgische Gent