Nationaal museum hoort in A’dam
Drs. A. A. van der Schans legt uit waarom het Nationaal Historisch Museum volgens hem in Amsterdam moet komen. En wat er in dit museum te zien, te horen, te voelen, te doen en te leren moet zijn.
De discussie óf er in Nederland een Nationaal Historisch Museum moet komen, is beëindigd. Het vorige kabinet heeft hiertoe positief besloten. De roep vanuit de samenleving en vanuit het parlement om een dergelijk museum was te sterk om te negeren. Nu is het aan de huidige minister van Onderwijs en Cultuur, Plasterk, om het besluit tot uitvoering te brengen.Voortvarend heeft hij de gemeenten Amsterdam, Den Haag en Arnhem gevraagd een voorstel te doen om een nationaal museum te realiseren. Door de regering is al toegezegd dat de gemeente die de wedstrijd wint, jaarlijks 12 miljoen euro ontvangt.
Na deze actie van de minister riep een groot aantal gemeenten dat ook zij in aanmerking wilden komen voor het Nationaal Historisch Museum. Nijmegen, Deventer, Utrecht, Almere, Twentestad en andere steden ondernemen daarvoor actie richting de regering.
Ik denk dat het niets zal uithalen. Hoewel het kabinetsstreven er op gericht lijkt te zijn het museum in Den Haag te vestigen, zou ik voor Amsterdam als vestigingsplaats willen pleiten. Ik noem drie argumenten waarom Amsterdam de beste keus is. Daarna ga ik in op de vraag hoe het Nationaal Historisch Museum ingevuld dient te worden.
Rijksmuseum
In de eerste plaats kies ik voor Amsterdam omdat daar al een museum is dat de doelstelling van een Nationaal Historisch Museum het meest benadert. Ik doel hier op -hoe kan het anders- het Rijksmuseum. Daar is immers de grootse afdeling en collectie Nederlandse geschiedenis van ons land. Omdat het Rijksmuseum deze afdeling Nederlandse geschiedenis wil samenvoegen met de kunstafdelingen, dreigt de situatie te ontstaan dat er straks geen plaats meer is waar de geschiedenis van ons land in een integraal verhaal te horen en te zien is. In de competitie tussen kunst en geschiedenis dreigt de laatste in het Rijksmuseum het onderspit te delven. Dat is tegen de achtergrond van de teruglopende historische kennis in Nederland uitermate jammer.
De poging om van deze bedreiging een kans te maken, juich ik van harte toe. Van de meer dan 1150 musea in ons land is meer dan de helft historisch, waarvan de meeste zeer gespecialiseerd. Om een voorbeeld te noemen: in Meppen (Drenthe) kunnen we naar het museum met poppenhuisinterieurs en in Dordrecht is een Naaimachinemuseum. Ook daarom is een museum waar een compleet beeld van de geschiedenis te zien is, meer dan welkom. Amsterdam heeft op dit gebied het meeste in huis.
In de tweede plaats past een Nationaal Historisch Museum het beste in onze nationale hoofdstad. Niet voor niets staat het Museum of American History in Washington en bevindt het Duitse Haus der Geschichte zich in Bonn, dat toen de hoofdstad van Duitsland was. In Amsterdam bevindt zich ook ons nationale oorlogsmonument. Veel nationale plechtigheden spelen zich in Amsterdam af. De inhuldiging van onze vorstinnen, die bij uitstek het nationale element van ons land vertegenwoordigen, vindt in Amsterdam plaats.
In de derde plaats is nationaal en internationaal gezien Amsterdam de bekendste stad van ons land. Wat kunst en cultuur betreft heeft Amsterdam het meest te bieden. Het al genoemde Rijksmuseum vormt samen met het Van Gogh Museum, het Amsterdams Historisch Museum, het Concertgebouw, het Koninklijk Paleis en het Anne Frank Huis een nationale context van allure. Is Schiphol de geografische entree voor miljoenen buitenlanders, Amsterdam is de culturele entree van ons land. Amsterdam deelde in de gloriejaren van onze nationale geschiedenis bij uitstek, de 17e eeuw, de lakens uit. Wat mij betreft mag dat ook in de 21e eeuw ten aanzien van het Nationaal Historisch Museum zo zijn.
Canon
Het antwoord op de vraag wat er in dit museum te zien, te horen, te voelen, te doen en te leren moet zijn, is niet zo moeilijk: een overzicht van de Nederlandse geschiedenis. Een geheel nieuw nationaal geschiedenismuseum met daarin de chronologische lijn van prehistorie tot heden sluit heel mooi aan bij de canon van vijftig onderwerpen die door de commissie onder leiding van Frits van Oosterom gepubliceerd is. Deze canon is vooral voor het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs bedoeld. Voor kinderen van 7 tot en met 14 jaar dus. De vijftig onderwerpen worden chronologisch en verhalend aangeboden. In het rapport worden deze onderwerpen vensters genoemd die uitzicht moeten geven op het rijke verhaal van Nederland in de wereld.
Hoewel de invulling van de vensters een ”eigen kijk” op de geschiedenis mogelijk maakt, heb ik er zelf voor gepleit de geschiedenis van het christendom nadrukkelijker aan de orde te stellen. Want onze keus voor vensters vertelt ons ook wie we zelf zijn.
Laat er in dat Nationaal Historisch Museum veel te doen en te leren zijn! De geschiedenis moet zichtbaar en tastbaar gemaakt worden door middel van historische afbeeldingen, films, educatieve computerprogramma’s en voorwerpen zoals voedselbonnen, een ganzenveer en een miniatuurstoommachine.
Interactie als didactisch middel kan een zinvolle bijdrage leveren aan de doelstelling van ons nieuwe museum. En als we het museum uitkomen, zien we wat mij betreft op ANWB-borden, in bibliotheken en in de meer dan duizend andere musea van Nederland de vensters met de daarbijhorende symbolen opnieuw!
De auteur is docent geschiedenis aan hogeschool Driestar educatief. Zie ook pag. 15: ”De Nachtwacht? Dat nooit”.