Taal als spiegel van het hart
De inspectrice was over veel zaken tevreden, maar één ding verbaasde haar: het ruwe taalgebruik van de leerlingen. „Dat verwachtte ze niet op een reformatorische school.” Het geeft volgens Van Lodenstein-directielid D. de Bruin aan „hoe scherp de buitenwacht op ons let. En er wordt altijd opgemerkt wat er niet goed gaat.”
De Bruin sprak zaterdag in de kerk van de gereformeerde gemeente te Scherpenzeel bij de opening van het schooljaar van het Van Lodenstein- en het Hoornbeeckcollege over „onze woorden in het licht van Gods Woord.”
Hij stelde de vraag waar je aan kunt zien wat er leeft in het hart. „Ik geef drie mogelijke antwoorden: aan de wijze waarop je met je Bijbel omgaat, aan je omgang met anderen en aan je taalgebruik. Onze spraak maakt ons openbaar. Zelfs kleine kinderen weten dat. Als ze worden uitgescholden, zeggen ze: „Wat je zegt, ben je zelf.” Jakobus vergelijkt onze tong met het roer van een schip. Hoe klein het ook is, het geeft richting aan het grootste zeeschip.”
De grootste nood van reformatorische scholen is niet de hoge werkdruk van leraren of het hardnekkige personeelstekort, maar de taalverruwing onder de leerlingen, aldus De Bruin. „Niet zelden gaat het om woorden die ze opdoen van volwassenen. Het bewijst dat het besef van Gods heiligheid ook in onze gezinnen tanende is.”
Fatsoenlijk spreken hoeft niet te betekenen dat jongeren ouderwetse taal moeten gaan gebruiken, aldus De Bruin. „Jullie taal mag best anders zijn dan die van je opa en oma. Zij zullen wellicht hun hoofd schudden als ze woorden horen als cool, flex en kicky, maar zo lang het correcte woorden zijn: prima.”
Elke dag moeten de leerlingen hun tas pakken. De Bruin: „Je let op belangrijke zaken. Heb ik de juiste boeken, m’n agenda, m’n brood? Nog belangrijker is het dat we de inhoud van drie psalmen meenemen. Psalm 141: Zet Heer’ een wacht voor mijne lippen. Psalm 51: Schep mij een rein hart, o God. En Psalm 119: Dan vloeit mijn mond steeds over van Uw eer.”
Bestuurslid ds. M. Mondria, predikant van de gereformeerde gemeente te Waardenburg, mediteerde over Daniël. „In hem was de vreze Gods. Hij wandelde in voorzichtigheid aan het hof van koning Darius. De buitenwacht kon niets tegen Daniël vinden. Toch kon men hem niet uitstaan; men wilde van hem af.”
Driemaal per dag bad Daniël met het gezicht naar Jeruzalem. „Zijn bidden was een opgaan tot de dood”, zei ds. Mondria, „want de vijand stond op de loer.” Daniël knielde, benadrukte de predikant. „Hoe is met onze gebedshouding? Hoofd op de bank? Handen niet gevouwen? Niet meezingen in de kerk, op school? Hoe ziet onze Bijbel eruit; na een maand, een jaar? Laat er onder ons toch eerbied zijn.”
De predikant wees de leerlingen op de gevaren van goddeloze muziek, een verkeerde zateravondbesteding en onverantwoorde computerspelletjes. „We bepleiten geen wettische levenswijze van raak niet, smaak niet en roer niet aan, maar onze woorden en onze levensstijl mogen niet met elkaar strijden. Laten we net als Daniël voorzichtig wandelen.”
Ook in Amersfoort, Ede, Barneveld, Nunspeet, Opheusden en Zeist werden openingsbijeenkomsten gehouden. Daar spraken de predikanten Tj. de Jong, J. Goudriaan, A. C. Rijken, A. van Heteren, W. Visscher en student A. van Voorden. Namens de schoolleiding voerden dr. W. Fieret, drs. J. R. van Leeuwen, M. Floor, drs. G. Bergacker, M. F. van Leeuwen en ir. L. A. Jansen het woord.
Het Van Lodensteincollege heeft vestigingen in Amersfoort, Hoevelaken en Kesteren, het Hoornbeeckcollege in Amersfoort, Rotterdam, Goes en Kampen. Voor de Hoornbeeck-studenten in Rotterdam en Goes waren er aparte openingsbijeenkomsten, respectievelijk vanmiddag en afgelopen vrijdagavond.