Emoties over relatie met NGK
De uitzonderingsclausule die binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt geldt ten aanzien van de Nederlands Gereformeerde Kerken over plaatselijke samenwerking moet volgens een voorstel aan de synode van Zuidhorn worden ingetrokken. Bij de kerken die reeds kanselruil kennen, of die de avondmaalstafels voor elkaar opengesteld hebben, zou moeten worden aangedrongen daar „vooralsnog op terug te komen.” Tot besluitvorming kwam het vrijdagavond niet.
De discussie, een revisiekwestie, had plaats onder leiding van assessor ouderling A. Joh. Kisjes, die de afwezige preses dr. E. A. de Boer verving. Na een soms emotionele discussie en een onderbreking van de vergadering stelde men de stemming uit.
Commissielid ds. M. van Velen (Delft) zei dat het belangrijkste verschil met de Nederlands gereformeerden is „dat de schapen daar niet de bescherming van de binding aan de belijdenis kennen om te blijven bij de gereformeerde leer zoals het behoort.” Hij benadrukte dat het revisievoorstel geen rem zet op de volgens hem verheugende ontwikkelingen op landelijk niveau.
Voor het zomerreces ontving de synode een Nederlands gereformeerde delegatie. Toen merkte dr. E. A. de Boer (destijds assessor) op dat met de uit de vrijgemaakten voortgekomen Nederlands gereformeerden wellicht eerder tot eenheid gekomen wordt dan met de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK). Met de CGK is wel landelijke overeenstemming over kanselruil en openstelling van elkaar avondmaalstafels.
De synode van Berkel (1996) besloot dat kanselruil en openstelling van het avondmaal uitsluitend mogelijk is als men staat op hetzelfde fundament van Schrift en belijdenis. Dat was destijds alleen van toepassing op de Christelijke Gereformeerde Kerken.
In de daaropvolgende synode, die van Leusden in 1999, waren enkele commissieleden het oneens met het feit dat er in dat opzicht geen oog was voor de Nederlands gereformeerden. Hun minderheidsvoorstel om dat te veranderen, haalde het. Er kwam, ondanks dat er landelijk geen overeenstemming was, toch een uitzondering. Het werd namelijk mogelijk om plaatselijk tot kanselruil over te gaan en aan elkaar avondmaal deel te nemen. „Er is evenwel tot op heden”, aldus de commissie, „nergens gebruikgemaakt van die regeling.”
Vervolgens kwamen er „verrassend veel” bezwaren vanuit de kerken binnen. De commissie die de kwestie voorbereidde, kwam tot het voorstel deze uitzonderingspositie terug te draaien. Dat had vrijdagavond heel wat voeten in de aarde. Ds. J. H. Smit (Brunssum) sprak van een „jojobeweging.” Ouderling J. Th. Hendriks (Almelo) toonde zich blij „dat nu teruggedraaid wordt wat eerst niet kon, maar wat in Leusden door de achterdeur toch binnenkwam.”
Ds. P. L. Voorberg (Emmeloord) noemde het „onwijs om onomkeerbare banden van avondmaalsgemeenschap aan te gaan als er geen landelijke overeenstemming is.” Hij zei dankbaar te zijn voor de voorstellen van de commissie.
Commissierapporteur ds. K. de Vries (Alphen aan den Rijn) vatte de kern van de bezwaren tegen de uitzonderingspositie van de Nederlands gereformeerde kerken in tien punten samen. Het gaat onder andere om de vermeende inconsequentie in de besluitvorming. Ook de -in de visie van vrijgemaakten- onduidelijke binding aan de belijdenis bij de Nederlands Gereformeerde Kerken werd genoemd. Tevens werd gememoreerd dat de CGK in 1998 de landelijke samensprekingen met de Nederlands gereformeerden staakten vanwege een aantal obstakels, dit mede op aandringen van de vrijgemaakten.