Gelovig exegetiseren verrijkend
Exegetiseren vanuit een gelovig vooroordeel is verrijkend. Aldus dr. A. Noordegraaf donderdagavond tijdens een studieavond van de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond (THGB) en het Instituut voor Gemeenteopbouw en Theologie (IGT) van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) over ”Schriftgezag en exegese van het Nieuwe Testament”. Een aantal fragmenten van zijn betoog.
Exegese is voor mij een theologische wetenschap. Vandaar dat ik grote waarde hecht aan de Bijbelse theologie, die op grond van geduldig luisteren naar de teksten de samenhangen en verbanden binnen het Nieuwe Testament nagaat. Daarbij valt er veel te leren van de profane wetenschap. Maar zij heeft voor mij geen laatste woord. Graafland heeft eens opgemerkt dat er aan het wetenschappelijk onderzoek een grens is. Die grens ligt daar waar het goddelijke binnenkomt in het menselijke. Waar in het menselijk gebeuren waarover de Bijbel ons vertelt de goddelijke openbaring zich voltrekt. Daar kan een wetenschappelijke benadering die de Bijbel ziet als een brok antieke literatuur niets over zeggen. Daarvan kun je alleen in het geloof over spreken. In de exegese zoeken we de boodschap van God te verstaan.Nu zijn we in de huidige cultuur op tal van terreinen de betrekkelijkheid van de pretenties van de verlichting met haar nadruk op objectieve, rationeel vaststelbare universele waarheid gaan inzien. We hebben meer en meer niet alleen ontdekt dat het bovennatuurlijke recht en reden heeft, maar ook dat ik het ben die lees, uitleg en interpreteer. Het is winst dat we voor die subjectieve factor meer oog hebben gekregen.
Toch moeten we anderzijds op onze hoede zijn dat hier de subjectiviteit van de lezer niet gaat heersen over het geschrevene. Wat ik ervaar en wat ik vind wordt dan de norm. Je geeft de waarheid prijs aan het relativisme. En je haalt de kritische kijk van de verlichting op de Bijbel door de achterdeur binnen. In feite is het opnieuw de autonome mens die beslist.
Begrensd
Ds. L. Oosterom merkt in zijn boekje ”Verklaren en verstaan” op dat de subjectiviteit van de Bijbeluitleg wordt begrensd door a) de prioriteit van de tekst, b) de traditie van de kerk van alle tijden en c) de gemeenschappelijke lezing: de kerk van alle plaatsen. Dat lijkt me volkomen terecht.
Maar als je zulke grenzen aanlegt, laat je dan de uitleg niet van tevoren bepalen door je Schriftgeloof? Is een exegeet die werkt binnen de kaders van bijvoorbeeld artikel 3 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis niet per definitie bevooroordeeld? In hoeverre kun je dan nog spreken van de vrijheid van de exegese? En sluit je jezelf dan niet op in een kerkelijk getto?
We stuiten hier op een vraag die de eeuwen door gespeeld heeft. Ik denk aan het geding tussen Rome en de Reformatie. De kerkhervorming is begonnen met een exegetische ontdekking: Luther en zijn verstaan van de Romeinenbrief. Tegenover een visie die de Schrift aan de banden van de kerk en haar traditie legt, kwamen zij op voor het sola Scriptura. In de prediking moet de Bijbel opengaan. Calvijn, Luther en Zwingli waren voor alles exegeten. Zie hun preken en Bijbelcommentaren. Tegenover Rome, waar de exegese diende om de leer van de kerk te dienen, kwamen de hervormers op voor de vrije Bijbel en de vrijheid van de exegese. De Schrift heeft het eerste en laatste woord. Niet de kerk.
Maar ook de wetenschap kan zo’n ketting zijn. Ik heb in mijn werk als predikant en docent, met een bijzondere voorliefde voor de Bijbelwetenschappen, vele studies gelezen van geleerden die sterk Schriftkritisch te werk gingen. Dan valt je toch op hoe dikwijls de exegese beheerst wordt door filosofische gedachtegangen. Vooringenomenheid is een gevaar dat ons allemaal bedreigt. Het is niet eenvoudig onze dogmatische leesbrillen af te zetten.
Geen willekeur
Dat gezegd hebbende voeg ik eraan toe dat vrijheid geen willekeur is of ongebondenheid. De Geest des Heeren maakt vrij en dat betekent: Hij bindt ons aan Christus en aan Zijn Woord. Wij lezen de Schrift in de gemeenschap van de kerk en we staan op de schouders van de voorgeslachten. We zijn niet de eersten die lezen en proberen te verstaan. De kerk is niet van gisteren. En we moeten niet altijd het wiel willen uitvinden. De kerkvaders, de reformatoren, de oude schrijvers, maar ook 19e-eeuwse theologen als Gunning en Kohlbrugge kunnen ons helpen in het verstaan van de Bijbelse boodschap. De Geest baant wegen in de tijd. En we mogen in al die arbeid ook met vreugde zien hoe de Heere Zijn kerk leidt in de waarheid. Het zou van weinig wijsheid getuigen al die luistervruchten te laten liggen. Ook al gaan wij bijvoorbeeld methodisch anders te werk dan de kerkvader Augustinus, in zijn preken ligt een schat aan uitlegkundig en pastoraal toegespitst materiaal.
Tegelijk heeft die traditie niet het laatste woord. Exegetisch onderzoek gaat voort. Archeologisch en historisch komen er steeds weer nieuwe dingen aan het licht. De vondst van de geschriften van Qumran bijvoorbeeld en de geschriften van de gnostici werpen licht op het milieu waarin de eerste christenen leefden. Daar valt veel van te leren. Of om een ander voorbeeld te noemen: het nieuwere Paulusonderzoek laat zien dat Luther Paulus toch wel erg gelezen heeft vanuit zijn eigen levensworsteling. Het beeld van de farizeeër is genuanceerder dan men vooral in de lutherse exegese waar wilde hebben.
Eenheid
Exegetiseren vanuit een gelovig vooroordeel -in concreto de erkenning van het gezag van de Schrift als Gods betrouwbaar getuigenis- is naar mijn mening verrijkend. Het kan ons ervoor bewaren de Schrift te lezen als een losse verzameling teksten. De Reformatie heeft vastgehouden aan de eenheid van de Schrift in al zijn geschakeerdheid. Die eenheid ligt verankerd in de ene Heere Jezus Christus, God in ons midden.
Ten slotte: omgang met de Bijbel is een zaak van gelovig luisteren, in biddende afhankelijkheid van de leiding van Gods Heilige Geest; is lezen in vertrouwen dat de Schrift zijn eigen uitlegger is. God staat in voor Zijn Woord. En Zijn Woord is niet gebonden. Daarom hoef ik het Nieuwe Testament niet krampachtig te verdedigen tegen moderne of postmoderne critici, maar mag ik onbevangen gebruikmaken van wat wetenschappers me aanreiken, kritisch schiftend, wikkend en wegend. En bovenal met de verwachting dat het getuigenis van apostelen en evangelisten een actuele boodschap bevat.
Juist als ik oog krijg voor de vreemdheid en de weerbarstigheid, zie ik ook hoe actueel dit Boek is. Ik hoef dat er niet met de haren bij te slepen. Het is me altijd weer een vreugde om ermee bezig te zijn. Ik doe dit nu meer dan een halve eeuw. En ik mag zeggen dat ik nog steeds opnieuw verrast wordt door de rijkdom van dit getuigenis.
De auteur is hervormd emeritus predikant, nieuwtestamenticus en oud-docent praktische theologie aan de Universiteit Utrecht.