De lange vakantie is voorbij
De lange zomervakantie is weer voorbij. En als het aan de Onderwijsraad ligt, is ze voor de leerkrachten voorgoed voorbij. Om de werkdruk in het onderwijs beter over het jaar te spreiden stelt de raad voor het aantal vakantiedagen voor de docenten te beperken. In plaats van 40 à 41 weken in touw te zijn, zouden de onderwijsgevenden net als werknemers in andere sectoren een arbeidsjaar van 45 à 47 weken moeten hebben.Het is niet de bedoeling van de raad om het schooljaar voor de leerlingen op te rekken. Nee, in de weken dat de schooljeugd vrij is, zouden de docenten niet-lesgebonden taken kunnen uitvoeren. Met dit voorstel denkt de Onderwijsraad de hoge werkdruk die leerkrachten ervaren te kunnen verminderen.
Daarbij komt dat dit college zich afvraagt of er objectief gezien wel sprake is van hogere werkdruk. Onderwijsgevenden klagen daarover omdat ze de werklast als erg hoog ervaren. Maar als je naar de cijfers kijkt, is dat volgens de raad niet juist. Er is sprake van piekbelasting, bijvoorbeeld in de tijd van de examens, wanneer veel correctiewerk moet worden gedaan. Het gemiddeld aantal uren dat docenten maken ligt volgens de raad echter nauwelijks hoger dan formeel is vastgelegd. Met andere woorden: een leerkracht heeft het niet zwaarder dan iemand die op kantoor werkt.
Lange tijd ging het grapje dat het leraarschap het mooiste beroep is, omdat je dan bijna altijd vakantie hebt en slechts af en toe hoeft te werken. Vandaag de dag is algemeen bekend dat docenten het zwaar hebben. Deze beroepsgroep heeft een hoog percentage uitvallers. Onderwijsvernieuwingen, de emancipatie van de jongeren, het gebrek aan respect voor leerkrachten en de vaak ongebreidelde vergadercultuur knagen aan het fysiek en psychisch gestel van menig docent. Vooral oudere leerkrachten, maar niet alleen zij, hijgen van vakantie naar vakantie. Dat samen met de relatief bescheiden salarissen heeft zware schaduwen geworpen op het rooskleurige beeld van het docentschap.
Dat er iets moet gebeuren om het werken in het onderwijs weer aantrekkelijk te maken en de werklast tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen, zal niemand willen ontkennen. Maar de oplossing die de Onderwijsraad voorstelt is naïef. Veel werk moet gedurende het cursusjaar gebeuren. De correctie van examens en proefwerken kan niet wachten tot de vakantie; de gesprekken met ouders over de tegenvallende schoolprestaties van hun kind moeten gehouden worden voordat het gezin afreist naar verre vakantiebestemmingen. Die piekbelasting is niet te spreiden, omdat het lesgeven aan de leerlingen gewoon door moet gaan.
Daarbij komt dat veel leerkrachten ook nu al de eerste en de laatste week van de zomervakantie gebruiken om allerlei organisatorische klussen te doen. En hoeveel docenten zitten tijdens kortere vakanties rond bijvoorbeeld Kerst of Pasen een of meer dagen aan hun correctiewerk?
Velen zien over het hoofd dat de vakanties op vaste tijden het karakter hebben van een keurslijf. Werkers in andere sectoren kunnen vakantiedagen opnemen als ze aan het eind van hun Latijn zijn. Dat kan in het onderwijs slechts in zeer beperkte mate.
Wil ze echt een oplossing bieden, dan zal de overheid faciliteiten moeten bieden voor de momenten dat docenten meer dan een gewone werkweek moeten maken. Door bijvoorbeeld het inzetten van extra docenten of door het uitbetalen van overuren.
Daarvoor ontbreekt echter niet alleen het geld, maar ook de menskracht. En wanneer de vakanties voor leerkrachten korter worden, zal de toch al geringe animo om in het onderwijs te gaan werken verder afnemen. Van de Onderwijsraad, als college van deskundige en wijze mannen, mag toch een beter voorstel verwacht worden dan deze losse flodder.