Jeugd gebaat bij preventie
Jan Kloosterman is blij met de sterker wordende roep om heropvoeding en opvoedingsondersteuning voor ouders. Het is zaak dat de overheid blijvend aandacht heeft voor deze groeiende en vaak stille problematiek.
Opvoedings- en opvangvraagstukken houden de politieke gemoederen voortdurend bezig. En terecht. Er dreigt echter een negatieve spiraal door de groei van de problematiek. Deze doet zich steeds eerder en meer voor. Er zou daarom meer ingestoken moeten worden op preventie. De roep om heropvoeding of opvoedingsondersteuning groeit. En dit keer met kiemen van preventie, omdat steeds breder wordt erkend dat het moet beginnen bij de opvoeding. Dat juichen we als SGP-jongeren van harte toe, omdat voorkomen nog altijd beter is dan genezen.Recent nog kondigde minister Rouvoet aan onhandelbare kinderen te gaan aanpakken. Hij wil ouders aanspreken op hun verantwoordelijkheid. „We gaan ze op de huid zitten en drang toepassen.” PVV-Kamerlid Agema suggereerde zelfs om ouders met hun overlast veroorzakende „relkinderen” verplicht te laten verhuizen en ze hun kinderbijslag te ontnemen.
In februari kwam er vanuit CDA-hoek een suggestie om jonge ouders verplicht een opvoedcursus te laten volgens. Daarbij geldt wat het CDA betreft de spelregel dat wie het ’opvoedbewijs’ niet haalt, een boete moet betalen of moet worden gekort op de uitkering. Kinder- en jeugdpsychiater Margreet de Vries-Schot, werkzaam bij Eleos, deelt de zorgen rond de opvoeding die veel ouders hebben. Zij pleit voor een landelijk aangeboden opvoedcursus die net zo vanzelfsprekend moet worden als zwangerschapsgymnastiek (RD van 4 april).
Ook de Rotterdamse CDA-wethouder van Jeugd en Gezin, Geluk, gaat bij het kabinet aandringen op invoering van de opvoedcursus. Geluk wil ook ouders van risicojongeren kunnen dwingen om een gezinscoach in huis te laten, eveneens op straffe van een korting op de uitkering. Hij stelt daarbij dat het welzijn van kinderen belangrijker is dan de privacy van ouders.
Alternatieve straf
De relatie tussen jongeren met problemen en jongeren met delinquent gedrag is al vaak aangetoond. Veel delinquente jongeren hebben met problemen te kampen. Vaak is er ook een duidelijke relatie met hun opvoeding. Begin april debatteerde de Tweede Kamer over de aanpak van delinquente jongeren. Er bleek een brede Kamermeerderheid te zijn voor een wetvoorstel waarin rechters de mogelijkheid krijgen om jonge delinquenten een alternatieve straf op te leggen die erop is gericht dat zij hun leven beteren. Zo’n heropvoedingsmaatregel kan bijvoorbeeld betekenen dat een jongere in een pleeggezin wordt geplaatst.
Wat ons betreft een mooi en goed initiatief: het (pleeg)gezin als bakermat voor beter gedrag. Hoewel we ons moeten hoeden voor een maakbaarheidsgedachte in de weerbarstige praktijk, waarderen we deze vorm van aanpak positief.
Ook zijn er al diverse voorstellen geopperd rondom opvoedingsondersteuning. Wij zouden graag zien dat de overheid er werk van maakt om deze ondersteuning prominenter aan te bieden en nog meer onder handbereik van (toekomstige) ouders te brengen. Bij prenataal onderzoek, op consultatiebureaus en in maatschappelijk werk zouden ouders nadrukkelijk gewezen moeten worden op deze mogelijkheid. Als ouders al in een hulpverleningstraject zitten, moet deze ondersteuning een verplichtend karakter kunnen krijgen als de hulpvraag van ouders daar aanleiding toe geeft.
Preventief werken is effectiever. In de eerste plaats voor degenen die risico lopen. Nu is er vaak sprake van hulp nadat het kwaad geschied is. Als hulpverleners in beeld komen, is er van preventie vaak geen sprake meer. Als tweede is het ook goed voor de overheid. Daar waar ze met een krachtig preventief beleid schade kan voorkomen, dient ze het belang van haar burgers en spaart ze de schatkist.
Signaleren
Opvoedingsondersteuning is een van de mogelijkheden. Daarnaast doen we nog een aantal preventieve voorstellen. Zo zou als tweede het signalerend vermogen van mensen die met jongeren werken sterk verbeterd en vergroot moeten worden. Docenten, begeleiders en jongerenwerkers moeten scherp leren signaleren, met het oog op het welzijn en welbevinden van jongeren. Juist deze beroepsgroep ziet jongeren vaak en langdurig. Daarom is het nodig dat in de opleiding voor deze beroepsgroepen hier ruime aandacht aan besteed wordt.
Als derde zou binnen scholen de route van verwijzing naar de juiste instellingen en hulp letterlijk en figuurlijk op de kaart moeten staan. Onderwijzers zijn opgeleid om onderwijs te geven en niet om zelf specialistische hulp aan jongeren te geven. Daarom is het nodig dat scholen hun netwerk van zorg organiseren en duidelijk in kaart brengen. Een vlotte en duidelijk doorverwijzing draagt bij aan een verbeterd preventief jeugdbeleid.
Een vierde suggestie is dat op scholen of binnen samenwerkingsverbanden van scholen het maatschappelijk werk een centrale(re) plaats moeten krijgen. Daarmee komt een professionele verwijzingsinstantie binnen handbereik van de doelgroep. Directeur Nitrauw van de SGJ deed daar eerder al een oproep toe. Wat de SGP-jongeren betreft krijgt het maatschappelijk werk binnen de scholen een loketfunctie. Bij dit zorgpunt zouden zowel leerlingen als hun ouders terecht moeten kunnen met hun vragen en problemen. De maatschappelijk werker kan dan doorverwijzen naar personen binnen de school of naar instellingen in het zorgnetwerk buiten de school.
In stilte
Het kabinet is honderd dagen aan het luisteren. Veel jongeren die problemen hebben, lopen hier niet mee te koop. Ze lopen vast en dragen hun last vaak in stilte. Dat maakt hen nog kwetsbaarder. Daarom vragen we gespitste aandacht voor deze groeiende en vaak stille problematiek.
De auteur is voorzitter van de SGP-jongeren.