Schilders invloed bleef beperkt
Titel: ”Vrijgemaakte vreemdelingen. Visies uit de vroege jaren van het gereformeerd-vrijgemaakte leven (1944-1960) op kerk, staat, maatschappij, cultuur, gezin”
Auteur: dr. Mees te Velde, dr. Hans Werkman e.a.
Uitgeverij: De Vuurbaak, Barneveld, 2007
ISBN 978 90 5560 3510
Pagina’s: 210
Prijs: € 17.90.
Vrijgemaakten hebben veel te weinig verbindingen weten te leggen met andere christenen. Volgens prof. dr. M. Te Velde belemmerde hun antithetische houding en overmatige nadruk op de vreemdelingschap dat. Het getuigt van moed om het eigen kerkelijk verleden kritisch tegen het licht te houden. „De vrijgemaakte wereld maakt thans zonder twijfel een identiteitscrisis door. Of die heilzaam is of niet doet er nu niet toe. Wie in een dergelijke crisissituatie zijn geschiedenis gaat te boek stellen loopt risico’s. Geschiedschrijving kan dan een afrekening worden met een verleden waarmee men op gespannen voet leeft of wil leven. Rekeningen worden vereffend en de distantie maximaal gemaakt. Geschiedschrijving kan een bijna therapeutische functie krijgen, het helpt via het ”verwerken” van het verleden vrijheid te herwinnen in het heden.”
Dat schrijft Eimert van Middelkoop, onze kersverse minister van Defensie, in een boek waarin vrijgemaakt gereformeerden terugblikken op hun verleden. Het boek ontstond uit een kerkhistorisch specialisatieproject aan de Theologische Universiteit van de vrijgemaakten in Kampen, onder leiding van prof. dr. M. te Velde. Zeven studenten schreven een doctoraalscriptie over een aangelegen thema in de vrijgemaakte wereld in de tijd tussen 1944, het jaar van de Vrijmaking, en 1960. Op een studiedag in maart 2005 gingen zeven coreferenten met „de jonge doctorandi” in gesprek. Een van hen was Van Middelkoop.
Radicaliteit
Van Middelkoop reageert op een bijdrage van Egbert Jacob Terpstra (PKN-predikant in Drogeham), de enige niet-vrijgemaakte van de zeven doctorandi. Hij spreekt in de titel van zijn verhaal prikkelend over ”Het echec van Schilders leiderschap”. De bijdrage van Terpstra gaat over de controverse tussen K. Schilder en (de groep) P. Jongeling.
Jongeling en Schilder verschilden in de consequenties van hun radicaliteit inzake de kerkleer. „Waar Schilder verschil van mening toeliet -inherent aan het pluriformiteitselement in zijn kerkleer- was de ware kerk voor Jongeling en de zijnen uniform en met duidelijke antwoorden op de vragen die de eigen tijd stelde.”
De groep Jongeling zocht naar „een eigen veilige plek in een zeer bedreigende wereld.” Schilder faalde in die controverse als leider, hij onderkende niet de diversiteit in motieven voor vrijmaking bij hen die in 1944 braken met de Gereformeerde Kerken. Van Middelkoop valt hier Terpstra bij. Jongeling -zijn leermeester- heeft veel meer dan Schilder de vrijgemaakte gedachte operationeel gemaakt, gaf veel meer de door velen verlangde duidelijkheid voor de politieke, journalistieke en maatschappelijke praktijk. Het leiderschap van Schilder bleef beperkt tot het kerkelijk, theologisch en cultuurfilosofisch vlak.
Harmonie
Bekend is het werk van Schilder ”Christus en de cultuur”. Frits Geerts geeft daaraan aandacht in een bijdrage over gereformeerd vrijgemaakte cultuurvisies; visies, meervoud, waaruit blijkt dat Schilders opvattingen niet overal werden gekopieerd. De auteur zegt dat de combinatie die Schilder maakte tussen Christus en de cultuur om een nieuwe doordenking vraagt. Schilder achtte het mogelijk dat christenen positief in de cultuur staan. In een nieuwe doordenking zou meer plaats moeten zijn voor het gebod: ”Gij zult genieten”.
Hans Werkman, die een indrukwekkende lijst van schrijvers, dichters en schilders uit de vrijgemaakte wereld voor het voetlicht haalt, valt Geerts bij als hij de vinger legt bij de beperktheid van Schilders visie. Een kunstwerk beoordeelde Schilder naar het woord van Paulus: „Al wat waarachtig is, al wat eerlijk is…” (Filippenzen 4:8). Vrijgemaakten mochten in de jaren veertig en vijftig alleen genieten van de „harmonie”, van Rembrandt en Bach. Geerts schrijft, in navolging van Douma: „Maar een profeet beziet zowel de hoogten als de diepten van deze werkelijkheid. Het schone en verhevene, maar ook het lelijke en afschuwelijke horen bij onze wereld.”
Identiteit
Ik laat de waardevolle hoofdstukken over de antithese tegenover de Doorbraak in de naoorlogse jaren (Gertjan van Harten en Roel Kuiper) en over de verzorgingsstaat (Bastiaan van der Wal en R. E. van der Woude) node buiten beschouwing. Dat geldt ook voor het hoofdstuk over een Kralingse binnenbrand die tot bosbrand werd (Ferdinand J. Bijzet en Willem Smouter) - een geding over de verhouding van de plaatselijke en landelijke kerk, waarbij overigens opvalt dat ook hier wordt opgemerkt dat K. Schilder in zijn leiding faalde en die brand niet wist te blussen.
Ik leg de vinger nog wel even bij een centraal hoofdstuk, kenmerkend voor de identiteit van de vrijgemaakten: ”In het verbond ontvangen en geboren. Opvoedingsadviezen van gereformeerd vrijgemaakten”. Uiterst scherp formuleert hier Gerbram Heek: „Naar mijn overtuiging zijn het optimisme en de maakbaarheid die in de ”vrijgemaakte” opvoedingsliteratuur te vinden zijn, via het neocalvinisme te herleiden tot de negentiende-eeuwse moderniteit. Daarom moeten ze zowel vanuit de Bijbel als vanuit onze eigen tijd onder kritiek worden gesteld.”
Het spreken over Jezus Christus blijft „beperkt.” Verbinding met de negentiende-eeuwse moderniteit? Kuyper en Schilder zouden het niet moeten horen. Overigens stelt deze auteur ook de vraag of de spanning tussen „de roeping in de samenleving en de vreemdelingschap” op te lossen is door het gevoel te voeden buiten de wereld te staan „en een eigen plan te trekken.”
Moed
Er is moed voor nodig om eigen kerkelijk verleden, met inbegrip van de grote mannen uit dat verleden, kritisch tegen het licht te houden. Dat gebeurt in deze bundel. De beperking is dan uiteraard wel dat een periode uit het verleden minutieus wordt doorlicht, terwijl naar de ontwikkelingen in het heden toe slechts enkele houtskoollijnen worden getrokken. Een vervolgproject over hoe de vrijgemaakten zich nu tot de onderzochte thema’s verhouden zou waardevol zijn, al moet er enige distantie in de tijd zijn om dat adequaat en evenwichtig te kunnen beoordelen.
In een evaluerend hoofdstuk ”Vrijgemaakte vreemdelingen tussen verleden en toekomst” geeft prof. Te Velde al wel aanzetten. Vrijgemaakten hebben, zegt hij, veel te weinig verbindingen weten te leggen met andere christenen. „Hun antithetische houding en overmatige nadruk op de vreemdelingschap belemmerden dat.”
Het goede dat er was in andere kerken en bij niet-gelovigen kon daarom geen plek krijgen, zegt hij. Dat is in de laatste jaren grondig veranderd. Rest de door Te Velde opgeworpen vraag of het vrijgemaakte verleden en de vrijgemaakte toekomst nog met elkaar te verbinden zijn. Als het zo sterk gevraagd moet worden, is een vervolgproject zeker op zijn plaats.