Treuren
Het is een treuren dat voorafgaat aan de geestelijke vreugde. Hierom wordt er niet gezegd: Ik zal de Geest van blijdschap geven om treurigen te verwekken. Dit treuren gaat in orde vooraf, evenals bij Efraïm, toen hij zag welk een ongewend beest hij was, ongewoon om Gods juk te dragen. Hij sloeg op zijn heup en had berouw.
Het is Gods handelswijze om, nadat Zijn volk gezondigd heeft, hun hart te bedroeven, om daarna hun treuren in blijdschap te veranderen. Veel meer zullen zij, wanneer God in hun ziel werkt, treuren en klachten uitstorten en op de heup slaan. Als God de ziel om de zonde verwondt, zal zij smart hebben en ook bloeden eer God genezen zal. Het is een grote treurigheid, want zij wordt genoemd de geest der treurigheid en is gelijk een sluimergeest, een diepe sluimering. Wanneer de arme Joden bekeerd zullen worden, zullen hun grote zonden van vervloeking en van de Heere des levens gekruisigd te hebben, hun worden voorgesteld zoals het hen ging in Handelingen 2:36. Om die reden zal er een grote rouwklacht zijn. Zij zullen dan begeren alleen te gaan in het heimelijke, een ieder in het bijzonder om hun klacht te vermenigvuldigen eer de Heere de fontein van genade opent.Thomas Shephard, predikant in New England (”De gezonde gelovige”, 1676)