Verbondenheid met roomsen niet fout
Dr. C. S. L. Janse noemde zaterdag in zijn artikel over de Evangelische Omroep de toenadering van ds. H. J. Hegger tot rooms-katholieken om zijn stelling te onderbouwen dat theologische verschillen voor het EO-publiek niet zo belangrijk meer zijn. Ds. Hegger legt uit wat hij wel en niet voorstaat.
Blijkbaar is er enig misverstand ontstaan over mijn houding tegenover Rome. Ik neem meteen aan dat dit aan mij ligt omdat ik niet voldoende duidelijk ben geweest. Daarom wil ik van de gelegenheid gebruikmaken mijn standpunt nader toe te lichten.Nog altijd wijs ik Rome als kerk volstrekt en met alle beslistheid af. In mijn boek ”Eén in de levende Christus”, dat verschenen is met een aanbevelend voorwoord van kardinaal Simonis, schreef ik dat ik inhoudelijk nog steeds sta achter mijn boek ”Moeder, ik klaag u aan”. Want Rome als kerk is in haar leer nog dezelfde gebleven.
Maar met rooms-katholieke kerkleden die belijden en beleven dat God alleen goddelozen rechtvaardigt door Christus, de enige Middelaar tussen God en de mensen, zoek en beleef ik de gemeenschap der heiligen. Als dat niet mag, moeten we ook de schrijvers van de Nadere Reformatie veroordelen. Die citeerden graag uit de geschriften van rooms-katholieke vromen als Thomas a Kempis en Bernardus van Clairvaux. Dan was ook Luther fout toen hij aan Spalatin over de rooms-katholieke priester Johannes Tauler schreef: „Ik heb noch in de Latijnse, noch in de Hoogduitse taal een gezondere theologie gelezen die beter met het Evangelie strookt.”
Milder
Is er dan iets bij mij veranderd? Ja. In de eerste plaats ben ik innerlijk milder geworden. Mag dat niet? Volgens mij moet dat zelfs. Ik ben ook van methode veranderd. Op grond van mijn ervaring ben ik tot de overtuiging gekomen dat de polemische methode die ik vroeger hanteerde geen of nauwelijks enige vrucht afwerpt. Ik meen dat die methode ook niet Bijbels is. Christus heeft ons immers allereerst opgedragen om van Hem te getuigen (Hand. 1:8). Hij heeft niet gezegd: „Zorg ervoor dat jullie een klinkend leerstelsel over Mij opstellen.” Mensen komen door uitgekiende leerstellingen niet tot zondebesef en dus ook niet tot een schreeuwen om verlossing. Je kunt alleen maar verbroken worden door het zien naar Christus als naar de Levende en als naar Iemand; niet naar Hem als een ”iets”, als een orthodoxe leerstelling. En dán alleen kun je door Zijn Geest gebracht worden tot het zaligmakende geloof.
Door de polemische methode keerden de rooms-katholieken zich vroeger van mij af. Nu kan ik met hen spreken over de „onuitsprekelijke en heerlijke vreugde” (1 Petr. 1:8) die mij en ieder die met zijn hart in Christus gelooft uit louter genade geschonken wordt. En dan luisteren ze.
Ik heb ook ingezien dat ik vroeger veel te veel van mijn eigen inspanningen verwachtte en veel te weinig van Christus Zelf. Ik schaam mij daar diep over. Ook ben ik steeds meer tot de ontdekking gekomen van het diepe verderf in ons. Ik merkte dat ik mij zelfs wilde verhovaardigen over mijn ootmoed. Walgelijk!
De Heere heeft mij laten zien dat ik alles van Hem, van Hem alleen, mag verwachten, als ik op Hem vertrouw. Daarom bid ik telkens: „Ik geloof, Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp” (Mark. 9:24).
De auteur is oud-directeur van de stichting In de Rechte Straat.