Gelaat, gepraat...
Lente betekent voor de één schoonmaakkriebels, terwijl de ander meteen aan luchtiger kleding denkt. Voor de politie in de Iraanse hoofdstad Teheran levert dat een eigenaardige combinatie op: veegacties waarbij het straatbeeld gekuist wordt van al te zomers geklede voorbijgangers.
Iraniërs houden er al rekening mee: elk jaar zo rond eind april, begin mei, is het raak. Het rituele lenteoffensief van de moraalpolitie is voor de meeste westerlingen lachwekkend. Dames die hun hoofddoekje iets te ver naar achter op het hoofd hebben of van wie de enkels of tenen zichtbaar zijn, moeten rekenen op een vermaning. Heren met korte mouwen of Hawaï-T-shirt worden aan hun vestje getrokken. Kappers krijgen te horen dat een kuif met gel of een ander kapsel van westerse snit in de ban is.Er zit een eigenaardig luchtje aan de maatregelen die het sjiitische regime in Teheran afkondigt. Dat de acties ieder jaar juist tijdens de lente terugkeren, heeft met het warmere weer te maken. Maar dat verklaart niet waarom de kledingvoorschriften vooral gelden in de meer conservatieve wijken, terwijl even buiten de stad de Iraanse vrouwen kleurrijke shawls en strakke spijkerjasjes kunnen dragen. De kledingcode lijkt daarmee gebaseerd op willekeur.
Hoe zou de Iranese zedenpolitie reageren op de uitdossing van de doorsnee Nederlander? In Teheran verschieten bij het invallen van de lente de etalages van kledingzaken van kleurig oranje en wit naar flets grijs of zwart. Op datzelfde moment prijzen postorderbedrijven in Nederland de badkleding alweer aan. Het zomerse weer van de afgelopen weken droeg ook niet bij aan de bedekkinggraad van de gemiddelde Nederlandse huid.
Billboards doen hun naam eer aan. Wee het gebeente van de politieke partij die wat durft te zeggen van een bikiniposter van 10 bij 20 meter. Die wordt meteen vergeleken met de taliban. In een land waar dat niet mag, kun je geen Bevrijdingsdag vieren, vindt men.
De regel dat de Iraanse vrouwen in het openbaar slechts hun gezicht en handen mogen tonen, schijnt rechtstreeks van de profeet Mohammed te komen. Toen een meisje in doorschijnende kleding tot hem naderde, weerde hij haar af en zei, wijzend op zijn gelaat en zijn handen: „O Asma, wanneer een meisje de leeftijd bereikt waarop ze ongesteld wordt, is het niet correct dat iets behalve dat en dit worden getoond.”
De voorschriften in de Bijbel zijn minder eenduidig. Zou dat de reden zijn waarom de kledingvariatie onder christenen nog groter is dan bij moslims? Waar de ene christen wijst op Salomo’s opdracht om altijd in het wit gekleed te zijn, verwijst de ander naar diens vader David, die klagend zegt dat hij de gehele dag in het zwart gaat. De één neemt de versierde bruid uit het Hooglied als maatstaf, maar de ander schermt met Jesaja’s tirade tegen de trippelende dochters van Sion. Van de ene kansel klinkt dat een waar christen herkenbaar moet zijn aan gelaat, gewaad en gepraat, maar anderen bepleiten juist de christelijke vrijheid.
Wat jammer, die verdeeldheid. Het gevaar is namelijk dat deze christenen óf niet meer herkenbaar zijn, óf opgaan in uiterlijkheden. Van vrijwel elke moslima, of ze nu een boerka draagt of een hoofddoekje, is de religieuze overtuiging direct zichtbaar, maar dat geldt helaas niet meer voor christenen. Terwijl de Bijbel op dat punt toch zeer duidelijk is: wordt deze wereld niet gelijkvormig. Sommigen vinden dat wettisch en wijzen erop dat Paulus zich ook bevrijd wist van de wet. Voor hen is Luthers traktaat over de vrijheid van een christenmens een goed geneesmiddel.
Er schuilt ook een gevaar aan de andere kant. Herkenbaarheid aan gelaat, gepraat en gewaad is niet genoeg. Farizeeërs en schijnchristenen zouden daarmee een heel eind komen. Als de profeet Joël oproept tot bekering, maant hij niet alleen de klederen, maar vooral het hart te scheuren. Zo’n gebroken en verslagen hart voelt meer voor een eenvoudig omslagdoekje dan een zwart zeilschip als hoofdbedekking. Onze kleding is een brandmerk vanwege onze zonde, zegt Voetius. Wie dat beseft, geeft zich niet bloot maar bedekt zich met ootmoed.
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad. Reageren aan scribent? gedachtegoed@refdag.nl.