„Vertrek uit Irak speelt rebellen in de kaart”
NEW YORK - De Amerikaanse president Bush heeft een Democratisch voorstel tot militaire terugtrekking uit Irak gisteren „star en kunstmatig” genoemd en bovendien „demoraliserend” voor de Iraakse bevolking. De president sprak dinsdagavond zijn veto uit over het voorstel.
Bush zou de Democratische en de Republikeinse leiders van het Congres woensdag in het Witte Huis ontvangen voor overleg over een mogelijk compromis. De Democratische leiders van het Huis van Afgevaardigden, Nancy Pelosi, en de Senaat, Harry Reid, stuurden het voorstel dinsdag naar het Witte Huis, precies vier jaar nadat president Bush aan boord van het vliegdekschip Abraham Lincoln verklaarde dat de Iraakse missie met succes was afgerond.Sindsdien zijn meer dan 3200 Amerikaanse militairen en tienduizenden Irakezen omgekomen in een oorlog die volgens de Democratische oppositie, die momenteel in het parlement over een meerderheid beschikt, geen uitzicht biedt op succes. De Democraten wijzen op recente opiniepeilingen die aangeven dat een meerderheid van de Amerikanen (59 procent, volgens de jongste peiling van het Pew Researchinstituut in Washington) pleit voor terugtrekking van de troepen.
Bush ziet dat niet zitten en hij krijgt hierbij de steun van 33 procent van de bevolking, voornamelijk Republikeinse partijgenoten. „Het heeft weinig zin om van tevoren aan te kondigen wanneer je vertrekt, zodat de gewapende oppositie plannen kan gaan maken voor het omverwerpen van de nieuwe democratische regering van Irak”, aldus Bush dinsdag. Hij had aangekondigd zijn veto te zullen uitspreken over het voorstel om de financiering van de oorlog te koppelen aan een vertrekscenario.
Waarom heeft het parlement niet naar een compromis gezocht? „Het voorstel van het parlement is zowel een politieke verklaring als een concreet voorstel. Het sluit aan bij de wens van de meeste Amerikanen -volgens de opiniepeilingen- om het Irakbeleid te wijzigen. De weigering van president Bush daarmee akkoord te gaan, is ook een politieke verklaring, die tal van zijn partijgenoten, die volgend jaar herkozen willen worden, overigens in de problemen kan brengen. De oorlog in Irak is bijzonder impopulair”, meent politiek analist David Boaz van het Cato Research Instituut in Washington.
Wat moet er nu verder gebeuren? De Democraten zijn verdeeld. Sommige Democraten, onder wie presidentskandidaat John Edwards, vinden dat men geen water bij de wijn moet doen. Gewoon volhouden, ook als dat betekent dat Bush geen geld voor de oorlog in Irak krijgt. Zijn partijgenoot John Murtha meent dat men de troepen in Irak echter niet zonder geld kan laten zitten. Hij pleit voor goedkeuring van de gevraagde fondsen, maar dan voor een kleiner bedrag dan de miljarden dollars die president Bush gevraagd heeft en voor een kortere periode.
Ook zijn er Democraten die vinden dat het welletjes is en dat men het geld voor de oorlog in Irak gewoon beschikbaar moet stellen. Zonder dat te koppelen aan een vertrekscenario voor de militairen, maar wel met handhaving van de zogenaamde doelstellingen voor de Iraakse regering. Bagdad moet volgens hen aan bepaalde politieke doelstellingen voldoen, anders moet Washington de geldkraan voor verdere (niet-militaire) financiële hulp dichtdraaien.
Volgens minister van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice voelt president Bush hier niets voor, maar verschillende Republikeinen hebben al laten weten dat wel een goed idee vinden. Onder hen zijn de fractieleider van de Republikeinen in het Huis van Afgevaardigden, John Boehner, en zijn fractiesecretaris, Roy Blunt. „Ik denk dat richtlijnen of doelstellingen voor de regering in Bagdad bespreekbaar moeten zijn”, aldus Blunt dinsdag tegenover The Washington Post.