Zij verkiezen de aarde boven de hemel, de wereld boven Jezus, en de slavernij van de begeerlijkheden boven de zalige dienst van die grote en geduchte Koning. Daardoor tonen zij dat zij een afkeer en haat tegen Hem hebben. De staat van zulke mensen is daarom des te rampzaliger (zolang zij niet bekeerd worden) omdat ze die zichzelf toebrengen en willens met een volle ren naar het verderf toesnellen. Zij verkiezen de dood boven het leven, de vloek boven de zegen.Men moet niet denken dat er alleen in de tijd van onze tekst zulke mensen waren. O, nee! Nu zijn zij er ook nog. Die zijn des te erger, daar Jezus nu zonder schaduwen wordt voorgesteld. Zijn de Joden niet ongestraft gebleven nadat zij de Rotssteen des heils versmaad hebben, hoe zullen zij ontvlieden die op zo’n dag van genade en zaligheid geen acht geven? Die door hun wandel Jezus Christus gehaat en verloochend hebben?

Frederik van Houten, predikant te Middelburg (”Het weergaloos groot goed”, 1725)