„Stilstand niet per se achteruitgang”
MAASSLUIS - Na decennia van onstuimige economische groei kan Nederland zich opmaken voor mindere tijden, meent Jaap van Duijn, emeritus hoogleraar economie en voormalig boegbeeld van vermogensbeheerder Robeco. „Op zich hoeft dat helemaal niet erg te zijn. Misschien lukt het ons om terug te winnen wat we in de afgelopen jaren zijn kwijtgeraakt.”
Ook al is hij inmiddels al zo’n twee jaar weg als beleggingsstrateeg bij Robeco, voor wie het horen wil heeft van Duijn nog wel een goede tip: investeer je geld maar liever niet in continentaal Europa en zeker niet in Nederland. Voor echte groei moeten beleggers bij de opkomende economieën zijn, zoals China of India.Ons land heeft zijn „tweede Gouden Eeuw” zo ongeveer achter de rug, betoogt Van Duijn in zijn onlangs verschenen boek ”De groei voorbij” (uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 18,90 euro). De achterliggende naoorlogse periode (1948 tot 2001) was volgens hem een tijdvak van ongekende economische vooruitgang. De welvaart steeg in de afgelopen decennia meer dan in de 300 jaar daarvoor.
Maar nu is het over met de groei, stelt Van Duijn. De vaart is eruit. Nederland is volgroeid en verzadigd en moet rekening houden met een lange periode van economische stagnatie of op zijn minst lage economische groei. Afnemende bevolkingsgroei, vergrijzing en dalende productiviteitscijfers liggen hieraan ten grondslag. Daarbovenop stelt nijpend ruimtegebrek simpelweg grenzen aan verdere groeimogelijkheden.
Van Duijn weigert zijn boek echter als pessimistisch te beschouwen. „Nee hoor. Ik vind het juist een enorm optimistisch verhaal”, zegt hij in de tuinkamer van zijn woning in Maassluis. „De komende decennia komt er wellicht meer ruimte voor welzijn. Op materieel gebied hebben we aan weinig meer behoefte: Nederlanders hebben voldoende spullen.”
Overvol
Op het immateriële vlak is er gedurende de laatste decennia veel verloren gegaan door het blind najagen van economische groei, meent Van Duijn. Hij doelt onder meer op de achteruitgang van het milieu, het dichtslibben van het land en het verlies van rust en ruimte.
„In fysieke zin is Nederland overvol. Ik wil niet al te melancholiek overkomen, maar als kleine jongen heb ik leren voetballen op een veldje in het Westland. Daar staan nu huizen. En anders was het vast en zeker een bedrijventerrein of kassengebied geworden.”
Het huidige economisch denken in termen van groei is aan Van Duijn sowieso niet besteed. „We hebben vooruitgang gereduceerd tot iets heel banaals. We zijn zo gefixeerd op groei dat alles in die termen wordt gezien. Onlangs hoorde ik vertrekkend financieel topman van ING Cees Maas op de radio spreken over targets en performance. Ik dacht: komt die man eigenlijk nog wel eens een normaal mens tegen, of wordt hij echt alleen maar in zijn limousine rondgereden?”
Van Duijn: „De bank had de jaarlijkse groeidoelstelling weer gehaald, zei Maas. Maar ten koste van wat eigenlijk? Een verschraalde dienstverlening of door duizend mensen de laan uit te sturen?”
Volgens Van Duijn is groei in Nederland nog slechts mogelijk door kille sanering of door branchegenoten op te kopen. „Macro-economisch worden we daar echter nauwelijks wijzer van. De Nederlandse markt is verzadigd, de kaarten zijn geschud.”
Ook de rappe opmars van zogeheten hedgefondsen en private equity getuigt hiervan, zegt Van Duijn. „Er wordt in Nederland nauwelijks nog waarde gecreëerd door nieuwe dingen te maken. Slechts het bestaande wordt verhandeld. We schuiven driftig met dozen, alleen zitten er nu mensen in en heten de doosjes PCM of ABN AMRO. De boedel wordt verdeeld. Normaal gesproken gebeurt zoiets wanneer de erflater overleden is. Dat zijn toch significante dingen.”
Moreel verval
Volgens Van Duijn zijn het allemaal tekenen van een naderend verval. In zijn jongste boek -hij schreef er al zeven- trekt hij parallellen tussen de huidige tijd en de overgang van de zeventiende naar de achttiende eeuw. „Na de Gouden Eeuw brak er een tijdperk aan van consolidatie en langdurige economische stagnatie. De gretigheid was weg. Langzaam maar zeker werden we een natie van renteniers.”
Veel uit die periode doet Van Duijn denken aan dat wat we nu meemaken. „Zoals het wegvallen van maatschappelijke cohesie en het gegraai aan de top.” Dergelijk „moreel verval” karakteriseert het einde van een tijdperk, zegt hij. „Zet topman Jan Bennink van Numico een pruik op en hij onderscheidt zich bar weinig van de gemiddelde achttiende-eeuwse regent.”
Het sterkt Van Duijn in zijn gedachte dat een dergelijke periode van economische stagnatie nu opnieuw voor de deur staat. „Hoe lang dat gaat duren? Geen idee, maar de geschiedenis leert dat een periode van verval doorgaans minstens honderd jaar aanhoudt.”
De oud-Robecostrateeg -nog altijd houdt hij wekelijks secuur de macro-economische statistieken bij- wil in zijn boek echter het beeld bijstellen als zou economische stilstand onmiskenbaar achteruitgang betekenen. „De groei in Japan is bijvoorbeeld al jaren geleden tot stilstand gekomen. Maar op straat merk je er daar weinig van. Japanners zitten heel comfortabel op een plateau van hoge welvaart. Het land kent sociale cohesie, discussies over topinkomens hebben ze daar echt niet. Trouwens, ook in de achttiende eeuw bleef Nederland welvarend, we waren alleen gestopt met groeien.”
Toch is het nog maar de vraag of Nederlanders bereid zullen zijn om onomwonden de keuze te maken voor welzijnsverhogende groei, verzucht Van Duijn. „Het gedrag van mensen stemt me in dat opzicht vooralsnog niet erg optimistisch. Nederlanders lijken maar weinig bereid om te leven naar de beperkingen waar de natuur en de ruimtelijke inrichting hen voor stelt.”