Meerderheid prostituees werkt nog steeds zwart
DEN HAAG - Ruim 60 procent van de prostituees betaalt nog steeds geen belasting over de inkomsten. De opheffing van het bordeelverbod in 2000 heeft dan ook niet geleid tot verbetering van hun rechtspositie.
Dat blijkt uit een onderzoek van Regioplan Beleidsonderzoek. Het onderzoek maakt deel uit van een overkoepelende studie van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van Justitie (WODC). Die werd dinsdag openbaar gemaakt.„In de huidige praktijk hebben prostituees nog steeds vooral plichten en geen rechten”, stellen de onderzoekers. Er zijn volgens hen de afgelopen zes jaar geen aanzienlijke verbeteringen zichtbaar geworden in de arbeidsomstandigheden.
De onderzoekers hebben de situatie in de prostitutie vergeleken met 2000, het jaar waarin het bordeelverbod werd opgeheven. Prostituees kunnen sinds die tijd in loondienst of zelfstandig werknemer zijn. De gedachte daarachter was dat de arbeidsrechtelijke en sociale positie van prostituees zou worden verbeterd. De normalisatie van prostitutie als gewone bedrijfstak is echter nog lang niet voltooid, concludeert Regioplan.
De onderzoekers spraken met 49 exploitanten en 354 prostituees die werken in seksbedrijven met een vergunning: clubs, escortbedrijven, privéhuizen, massagesalons en raamverblijven. De exploitanten voelen er weinig voor om loondienst bij hun bedrijf door te voeren. Van de prostituees geeft 62 procent aan geen belasting te betalen.
De belangrijkste reden waarom prostituees geen belastingaangifte doen is dat ze vinden al zo weinig te verdienen. Voor anderen is het een principiële kwestie: „Het gaat om mijn lichaam, daar betaal ik geen belasting over.” Ook geven sommige prostituees aan dat de meerderheid van hun collega’s een uitkering ontvangt en niet wil dat hun extra inkomsten bekend worden bij de Sociale Dienst of het UWV.
Regioplan deed eveneens onderzoek naar de relatie tussen prostituees en hun bazen. De overgrote meerderheid van de prostituees, 95 procent, omschrijft zichzelf als „zelfstandig werkend.” Van die zelfstandigheid is echter weinig sprake, aangezien exploitanten zich op grote schaal bemoeien met de werkzaamheden en arbeidstijden. Regioplan kan niet aangeven op welke schaal gedwongen prostitutie voorkomt of wat de ontwikkelingen daarin zijn.
Het kabinet heeft al aangegeven toe te zien op „robuuste controle en handhaving” van de wet- en regelgeving binnen de prostitutie. Daarbij wordt nadrukkelijk de mogelijkheid opengelaten van „nieuwe middelen en gewijzigde wetgeving.” In het regeerakkoord omschrijven CDA, PvdA en CU de prostitutie als een „broeinest van zwartwerken, vrouwenhandel, witwassen en andere vormen van illegaliteit en criminaliteit.”
Uit de overkoepelende WODC-studie naar de effecten van de opheffing van het bordeelverbod blijkt wel dat het aantal legale seksbedrijven in Nederland de afgelopen zes jaar met ongeveer een zesde is afgenomen. Volgens de onderzoekers heeft die afname echter weinig te maken met de opheffing van het bordeelverbod in 2000. De verklaring ligt in een „combinatie van de verslechterde economie, de groei van internet en seksualisering van het uitgaansleven.”