Bij de aanval, die ’s ochtends plaatshad, werden 9 Chinese en 65 Ethiopische werknemers van het bedrijf doodgeschoten. Zeven Chinezen werden ontvoerd.Het olieveld bevindt zich in de roerige staat Somali, of Ogadan, tegen de grens met Somalië aan. In een verklaring aan het persbureau AP eiste het Ogadan Nationaal Bevrijdingsfront (ONLF) de verantwoordelijkheid voor de aanval op.

Vorig jaar waarschuwde de rebellenbeweging dat ze geen investering in het gebied zou tolereren waarvan de Ethiopische regering profiteert. De beweging vecht voor een onafhankelijke staat in het gebied voor etnische Somaliërs. Somalië verloor de macht over de streek in een oorlog in 1977.

In de verklaring zei het ONLF dat het „militaire actie heeft ondernomen tegen eenheden van het Ethiopische leger die een olieveld bewaakten.” Daarbij werden volgens de verklaring drie legereenheden volledig van de kaart geveegd.

Het Chinese bedrijf dat door de aanval is getroffen, het Zhongyuan Petroleum Exploration Bureau, is een onderdeel van het grote Chinese staatsbedrijf Sinopec. Zhongyuan was vorig jaar begonnen met zijn werkzaamheden in Ogadan, een gebied ter grootte van Groot-Brittannië. De 4 miljoen inwoners van Ogadan horen tot de armsten van Ethiopië en het gebied beschikt over een slechte infrastructuur en communicatiemiddelen.

China heeft in zijn jacht op olie en andere grondstoffen zijn activiteiten in Afrika de laatste jaren aanzienlijk uitgebreid, ook in gebieden die als politiek instabiel gelden. In januari werden negen Chinese oliewerkers ontvoerd in Nigeria en nog twee in maart. Twee van hen worden nog altijd vastgehouden.

De Ethiopische regering heeft versterkingen naar het gebied gestuurd. Peking heeft om opheldering gevraagd en de aanval scherp veroordeeld. De Ethiopische premier Meles Zenawi repte in een persconferentie van een „barbaarse daad.” De verantwoordelijken zullen betalen voor deze daad, verzekerde de regeringsleider zijn toehoorders.