Dit zei Hinke Piersma, historicus en onderzoeker bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) zaterdag tijdens de herdenking van het Duitse concentratiekamp Dachau in het Amsterdamse Bos.Ieder jaar herdenken Nederlandse oud-gevangenen, nabestaanden en belangstellenden de bevrijding van het kamp door Amerikaanse legereenheden op 29 april 1945. Burgemeester Cohen van Amsterdam woonde de plechtigheid bij het Nationaal Dachau Monument bij. Ook prins Carlos, zoon van prinses Irene, was op persoonlijke titel bij de herdenking. Zijn grootvader heeft in Dachau gezeten.

Voor aanvang van de plechtigheid werd een minuut stilte gehouden voor de Nederlandse korporaal die vrijdag in Afghanistan om het leven kwam. De aanwezigen maakten na de kranslegging de traditionele gang over de blauwstenen kampstraat waarin namen staan gebeiteld van vijfhonderd Duitse concentratiekampen. Langs de 60 meter lange weg staat links en rechts een hoge bomenrij, net zoals in Dachau zelf.

De vloer van het looppad is ongelijk en is in het midden iets verhoogd, wat symbool staat voor de ongelijke wegen en het slechte schoeisel van de kampbewoners. Alle belangstellenden kregen bij het betreden van de straat een bloem aangereikt door kinderen van de Merkelbachschool, die het monument adopteerde. De bloemen staken ze vervolgens in de taxushaag langs de straatweg.

Van 1933 tot 1945 zijn in totaal ruim 200.000 gevangenen ondergebracht in kamp Dachau, onder wie 2000 Nederlanders. Volgens officiële cijfers zouden bijna 32.000 mensen hier zijn overleden, maar in werkelijkheid is dit aantal veel groter geweest, aldus Stichting Vriendenkring van Oud-Dachauers.