Nooit gehoord
Toen eens de koningin van Scheba Salomo’s heerlijkheid en de voortreffelijkheid van zijn rijk met grote verwondering zag, riep zij uit: „Zie, de helft is mij niet aan gezegd.”
Dit mogen wij terecht hier op de heerlijkheid van het Koninkrijk van onze hemelse Salomo overbrengen. De kerkvader Augustinus zei omtrent deze tekst: „Alles wat een mens daarvan bekwaam zou kunnen zeggen, is als een druppel uit de grote oceaan, of als een vonk uit een gloeiende oven. Want de goederen van het eeuwige leven zijn zo veel, dat ze nooit geteld; zo groot dat ze nooit gemeten; zo kostelijk dat ze nooit gewaardeerd kunnen worden.” Ja, David riep uit in Psalm 31: „Hoe groot is het goed dat Gij weggelegd hebt.”Zo zegt ook Paulus het ons in deze tekst. ’s Mensen oog heeft veel grote wonderen ontdekt en veel wonderwerken van de natuur aanschouwd, ten dele door de wijsheid Gods in de natuur vertoond. Echter, er is onder dit alles niets dat kan evenaren wat er staat in onze tekst. ’s Mensen oor, een kunstwerk van de eeuwige Schepper, heeft menige heerlijke en wonderlijke redenen aangehoord en kon heilig opgetogen zijn. Het heeft ook de lofzang der hemelse heerscharen aangehoord; maar deze onuitsprekelijke woorden, die in de derde hemel alleen verstaan worden, heeft het nooit gehoord.
W. E. Ewald, predikant bij Bremen (”Betrachtingen over het eeuwige leven”, 1738)