Prediking onmisbaar voor de gemeente
De prediking van het Woord van God is onmisbaar voor de gemeente en voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk, stelde prof. dr. A. Baars donderdag op de conferentie van het COGG in Putten. Een onderdeel van zijn betoog.
De prediking is ook in onze tijd onopgeefbaar. Ik vat dat in de volgende vijf stellingen samen.1. Allereerst denk ik aan het feit dat in de Bijbel overal sprake is van het geweldige wonder dat God Zichzelf aan ons zondige mensen heeft geopenbaard. Blijkbaar heeft God het nodig gevonden dat Zijn werken in woorden door apostelen en profeten worden aangekondigd, uitgelegd en de mensen worden ingescherpt. Met andere woorden: de vertolking en de verkondiging van de grote werken van God is van meet af aan een wezenlijk onderdeel van de heilsopenbaring zelf. Het mag dus duidelijk zijn dat de prediking van het Woord een centrale plaats moet hebben in de gemeente, omdat zij een centrale plaats heeft in het heilshandelen van God en omdat Hij bevolen heeft dat het heil zó -en niet anders!- aan de wereld bekendgemaakt zou worden. De uitdrukking: ”God heeft het gewild” mag in het verleden op alle mogelijk manieren misbruikt zijn, van de prediking van het Woord geldt onverkort: God heeft het zó gewild en niet anders! Daarom moeten wij niet wijzer zijn dan God door het wél anders te willen.
- Vervolgens laat de Bijbel duidelijk zien dat God nog steeds spreekt door wat Hij in het verleden gesproken heeft en wat in de Schriften is vastgelegd. De Bijbel is niet alleen maar een verzameling van religieuze documenten die van betekenis waren voor het oudtestamentische Israël en voor de gemeenten van het Nieuwe Testament. Het is tegelijkertijd ook het levende Woord van God, dat voor alle tijden bestemd is en daarom ook met het oog op onze tijd vertolkt en verkondigd wil worden. Om die reden wordt in de brief aan de Hebreeën benadrukt dat het Woord van God „levend en krachtig” is. Dat wil zeggen dat God blijft spreken door wat Hij gesproken heeft en dat Hij handelt door het Woord dat Hij laat verkondigen. Prachtig wordt dat onder woorden gebracht in Jesaja 55, waar staat dat het Woord van God zal doen wat Hem behaagt en zal volbrengen waartoe Hij het gezonden heeft.
Levenwekkend
3. In het verlengde van de vorige stelling ligt het gegeven dat het Woord van God ook levenwekkend is. De Heilige Geest gebruikt in het bijzonder de prediking van het Woord om zondige mensen tot geloof en bekering te brengen. Paulus schrijft in dit verband: „Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord van God” en Petrus noemt het Woord dat verkondigd wordt „het zaad van de wedergeboorte.” Hiermee bedoelt hij dat het God behaagt door middel van het gepredikte Woord zondaren uit de duisternis tot het licht van Zijn genade te brengen en hun het nieuwe leven te schenken. Als de Heilige Geest het hart van iemand onder de prediking verbreekt, wordt hij of zij door diezelfde Geest onlosmakelijk aan de prediking verbonden. Zo iemand kan niet meer leven zónder het gepredikte Woord!
Dat laatste wordt onderstreept door het feit dat de Heere het gepredikte Woord ook gegeven heeft om het geloof te versterken. De Bijbel laat immers duidelijk zien dat de Heere er door middel van de prediking voor zorgt dat er sprake is van groei in het geestelijk leven. Petrus wekt in zijn eerste brief de christenen aan wie hij schrijft op om te verlangen naar geestelijk voedsel uit het Woord van God, om daardoor „op te wassen” in de genade en in het geloof. Voor de verdieping en groei van het geestelijk leven is de verkondiging van het Evangelie dan ook absoluut onmisbaar.
Ten slotte wordt in het gepredikte Woord ook de weg gewezen hoe christenen dienen te staan in de tijd, de maatschappij en de cultuur waarin zij leven. Zij worden geroepen tot „een heilige levenswandel.” Zodoende wordt in de nieuwtestamentische vermaningen heel concreet aangegeven dat zij zich dienen te gedragen op een wijze die past bij de roeping waarmee zij geroepen zijn en bij het Evangelie van Gods genade. De verkondiging van het Woord mag aan die gedeelten uit de Schrift niet voorbijgaan. Zij dient helder aan te geven tegen welke zonden en verzoekingen Gods kinderen dienen te strijden en op welke wijze zij in die worsteling staande kunnen blijven. Bovendien mag in de bediening van het Woord ook doorklinken hoe zij in kerk en samenleving werkelijk dienstbaar kunnen zijn en als lichten schijnen in deze duistere wereld.
Deze vijf stellingen laten mijns inziens overtuigend zien dat de prediking van het Woord van God onmisbaar is voor de gemeente en voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk. Ze zeggen tegen alle dienaren van het Woord: tóch maar blijven preken, ook al komt er vandaag van alles tegenin!
De auteur is hoogleraar ambtelijke vakken aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken te Apeldoorn.