Minister bezorgd over rampenbestrijding
DEN HAAG - Minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken maakt zich grote zorgen over de rampenbestrijding in de regio’s. Politie, brandweer en ambulanceposten werken nog altijd onvoldoende samen.
Ook constateert de minister problemen met de alarmering en coördinatie bij een ramp of crisis, zo schrijft zij in een brief aan de Tweede Kamer, die het onderwerp vanmiddag met haar besprak. Ter Horst heeft de rampenbestrijding tot een speerpunt in haar beleid gemaakt.Alle betrokkenen hebben de laatste jaren hard gewerkt aan verbetering van de rampenbestrijding, schrijft de minister, maar het is nog lang niet zo dat „de organisatie van rampenbestrijding en crisisbeheersing loopt als een trein.”
Gemeenten en provincies hebben wel plannen klaar liggen, maar zijn vooral gericht op de vraag of ze wel voldoen aan alle wettelijke vereisten. Op de manier waarop met de plannen wordt gewerkt en of die wel effectief zijn, letten ze minder. Plannen sluiten vaak niet aan op de praktijk en lijken een doel op zichzelf geworden. Dit leidt volgens Ter Horst tot „planfixatie en schijnveiligheid.”
Verder kost het de bij rampen betrokken hulpdiensten nog altijd veel tijd om bij zware ongevallen „uit de startblokken te komen.” Vaak wordt niet snel genoeg alarm geslagen, niet snel genoeg opgeschaald of zijn sleutelfunctionarissen niet snel genoeg beschikbaar.
Om tot een betere kwaliteit van de rampenbestrijding te komen, moeten politie, brandweer en ambulanceposten beter samenwerken en vaker met elkaar oefenen, schrijft de bewindsvrouw.
Het Landelijk Beraad Crisisbeheersing (LBCB) heeft de minister onlangs een rapport aangeboden met basisvereisten om de kwaliteit van de rampenbestrijding te bepalen. Ter Horst beslist op korte termijn hoe deze vereisten in wet- en regelgeving kunnen worden vastgelegd.