Ook de verantwoordelijken voor het bloedbad in Oost-Timor, twee jaar geleden, moeten zich voor dit hof verantwoorden. Opperrechter Mangkoedilaga, belast met het samenstellen van een panel van naar schatting zestig benodigde rechters voor het hof, zei dat het wachten alleen nog is op een handtekening van president Megawati Sukarnoputri. „Eind december kunnen we dan beginnen met de eerste zaken: Tanjung Priok en Timor.”

Het eerste geval betreft de slachting in 1984 onder islamitische betogers in de haven van Jakarta, toen leger en politie het vuur openden op de demonstranten. De tweede zaak is het bloedbad dat pro-Indonesische milities eind 1999 aanrichtten in Oost-Timor, nadat de bevolking van de door Indonesië bezette voormalige Portugese kolonie zich massaal had uitgesproken voor onafhankelijkheid. Naar verluidt was het leger ook hierbij betrokken.

Vrijdag liet een VN-mensenrechtencommissie zich kritisch uit over de traagheid waarmee Indonesië mensenrechtenschendingen van leger en politie berecht. Mangkoedilaga wees deze kritiek van de hand. „Wij hebben ons eigen doel. Wij houden ons aan dat doel. Wij zullen niet geleid worden door anderen, of ons onder druk laten zetten door buitenstaanders.”