Dat besloot de president van de Utrechtse rechtbank woensdag in het kort geding dat de zus had aangespannen.De zus wilde dat de instelling inzage zou verschaffen in het dossier van haar overleden zuster, om opheldering te verkrijgen over de geestesgesteldheid van haar zus op het moment dat zij haar testament op liet maken.

De overledene, die heel haar leven psychiatrisch patiënt zou zijn geweest, zou in de jaren voor haar overlijden onder invloed zijn gekomen van een groep christenen die een wig zou hebben gedreven tussen de vrouw en haar overgebleven familie, waaronder haar twee zussen.

Haar in 2002 opgestelde testament verdeelde haar nalatenschap van rond de 200.000 euro tussen verschillende goede doelen en enkele leden van deze groep. Volgens de zus had de vrouw echter aan het eind van haar leven, toen het contact met haar familie weer was hersteld, laten weten dat zij wilde breken met deze groep.

Inzage in het medisch dossier was nodig om onder meer deze kwestie op te helderen, aldus de zus. Maar de rechter vond dat er geen aanwijzingen waren dat de overledene ten tijde van het opstellen van haar testament niet „vrijelijk haar wil” kon bepalen.

Bovendien was het volgens de rechter aannemelijk dat de band tussen de zussen nooit heel goed was geweest, waardoor het te betwijfelen was of de cliënte van Meerkanten bij leven wel toestemming zou hebben gegeven om haar dossier door haar zus te laten inzien.