Levensbeschouwing is privéaangelegenheid
Mr. Marianne Thieme reageert op de commotie die is ontstaan na de column van voormalig lijstduwer van de Partij voor de Dieren Maarten ’t Hart.
Eigenlijk is het zonde om energie te steken in beschuldigingen die nergens over gaan. Vooral als er zo veel belangrijker werk te doen is. Maar omdat perceptie kan botsen met realiteit, neem ik de moeite om de selectieve fascinatie van sommigen voor mijn privéopvattingen tegen het licht te houden.Het begon met verwijten aan mijn adres in NRC Handelsblad over het Europees verkiezingsprogramma van de Partij voor de Dieren in 2004: Thieme had de evolutietheorie niet mogen schrappen. Zou mijn competentie zó ver reiken? Dat ik sinds 2002 onderdeel uitmaak van een partijbestuur dat meent dat de evolutietheorie niet veel betekenis heeft voor de ontwikkeling van de Partij voor de Dieren, is juist. Maar dat het bestuur van de PvdD gezwicht zou zijn voor mijn levensbeschouwelijke argumenten om de evolutietheorie niet tot speerpunt van ons Europese beleid te maken, is giswerk - en onjuist.
Toen De Telegraaf me vroeg hoe ik het beschermen van dieren kon rijmen met de Bijbel, „een boek dat druipt van het bloed; de wreed geslachte lammetjes vallen zowat van de pagina’s af”, heb ik duidelijk gemaakt dat daar wel wat nuancering in past. Dat volgens het Bijbelverhaal Adam en Eva in de ideaalsituatie alleen vegetarisch voedsel aten, en dat de Bijbelschrijver Jesaja optekent: „Wat moet Ik met al jullie offers? Ik heb genoeg van die schapen, die vetgemeste kalveren; het bloed van stieren, rammen en bokken wil Ik niet meer.”
Kruistocht
Met deze nuancering hoopte ik christenen een andere kijk te geven op de bio-industrie. Maar nuancering past niet in het beeld van „fanatieke kruisvaarders tegen al wat religie is”, zoals Maarten ’t Hart zichzelf aanduidt. Ik kende zijn opvattingen al toen ik hem vroeg als lijstduwer voor de Partij voor de Dieren. Maar ik zie levensbeschouwing als een privéaangelegenheid en het opkomen voor de rechten van dieren als een overstijgend belang.
Jammer dat ’t Hart daar anders over denkt. In zijn kruistocht komt hij tot een pleidooi voor een beroepsverbod voor christenen. Niet logisch binnen een partij die strijdt tegen elke vorm van discriminatie, ook die op basis van levensbeschouwing.
Wat ik verder ook geloof - ik richt me op een betere toekomst. Daarvoor wil ik me in het hier en nu inzetten. Al rond 1540 zei Maarten Luther dat zelfs als hij zou weten dat de wereld morgen zou vergaan, hij vandaag toch nog een boom zou planten. Daarin kan ik me vinden.
En wat het einde ter tijden betreft: het zijn doorgaans niet meer de christenen die dat voorspellen, maar mensen als Al Gore die spreken van wereldrampen als „een reis door het boek Openbaringen”, en het Wereld Natuur Fonds dat aangeeft dat we binnen vijftig jaar een tweede aardbol nodig zouden kunnen hebben.
Waar ik me persoonlijk voor in wil zetten is een wereld zonder mensen- en dierenleed. Een wereld zonder onrecht. Daarin zie ik weinig „lugubers”, integendeel.
Seculiere inquisitie
Ik respecteer de privéopvattingen van Maarten ’t Hart, maar ik zie daarin geen conflict met mijn streven om dieren tot hun recht te laten komen. Dieren kunnen hun belangenbehartigers niet zelf kiezen. Ik betwijfel of ze ermee gediend zijn als mensen die zich hun lot aantrekken, elkaar voortdurend de maat nemen.
Ik zal mij blijven inzetten voor het bestrijden van dierenleed. Dat boeit mij meer dan de seculiere inquisitie die het bestrijden van godsdienst als doel in zichzelf lijkt te beschouwen.
De auteur is voorzitter van de Partij voor de Dieren.