Weg van al die geparfumeerde druktemakers
Titel: ”Imperium”
Auteur: Robert Harris; vert. door Janneke Zwart en Miebeth van Horn
Uitgeverij: De Bezige Bij Cargo, Amsterdam, 2006
ISBN 9023420535, 368 blz.
Pagina’s: € 19,90.
Wie het waagt een thriller te schrijven die zich afspeelt in het oude Rome moet van goeden huize komen. Bij Robert Harris is dat alleszins het geval. Van zijn hand verscheen een ijzersterke roman over de politieke carrière van de grootste redenaar aller tijden: Cicero. Ondanks een gedegen opleiding en enkele successen in de jurisprudentie lijkt de toekomst voor Cicero (106-43 voor Chr.) weinig in petto te hebben. De zeventwintigjarige advocaat heeft een zwak gestel, een schrille stem en een neiging tot stotteren als hij Athene aandoet voor een studie filosofie. Het onderwijs aan de retorenscholen spreekt hem niet aan, hoewel hij wel wil weten waar al die trucjes van Hortensius en consorten vandaan komen. Al gauw heeft hij genoeg van „al die geparfumeerde druktemakers” en zoekt hij zijn heil op Rhodos bij Apollonius Molo.
Hier ondergaat Cicero een metamorfose, die zich later zal vertalen in redevoeringen van de bovenste plank. Terug in Rome combineert hij advocatuur en politiek en begint hij zijn loopbaan in de zogenoemde ereambten. Hij is een ”homo novus” (nieuwe man), want hij dringt als eerste in zijn familie door tot deze ”cursus honorum”. Bovendien verwerft hij ieder ambt op de daarvoor vereiste minimumleeftijd. In het jaar 63, na een pijlsnel verlopen carrière, is hij consul, het hoogst bereikbare ambt in de Romeinse republiek.
Tot zover het tamelijk droge relaas dat de doorsnee gymnasiast nog wel paraat heeft. Wie vervolgens ”Imperium” ter hand neemt, wordt vanaf de eerste bladzijde het verhaal ingezogen. Het verhaal van een mens, het verhaal van een vechter tegen het door corruptie verziekte politieke klimaat, het verhaal van een briljant opererende senator, Marcus Tullius Kikkererwt (”cicer”), die vriend en vijand versteld doet staan met zijn optreden in de senaat en op het forum.
Dit alles wordt in deze roman verteld door zijn persoonlijke secretaris, Tiro, een man die te boek staat als de uitvinder van het stenoschrift. Al vanaf Cicero’s jeugd is hij intens betrokken bij het wel en wee van zijn meester. Regelmatig wordt hij ingezet als notulist van belangrijke, vaak geheime besprekingen met mannen als Pompeius, Caesar en Crassus, lang voordat deze het beroemde ”eerste driemanschap” zouden vormen. Pompeius is de grote man met wie ieder rekening moet houden, wil hij zijn politieke carrière niet in duigen zien vallen.
Omkoping
Caesars ster is nog maar net aan het rijzen en Crassus is de magnaat die met zijn immense rijkdom allerlei verkiezingen wil beïnvloeden via omkoping. Aan het eind van ”Imperium” worden zijn illegale praktijken genadeloos blootgelegd door Cicero, die trouwens voor dat doel ook volop gebruikmaakt van clandestiene operaties zoals infiltratie en spionage.
Dat het Romeinse Rijk, ondanks zijn bloei, tot op het bot corrupt is, blijkt wel uit een van de meest gewaagde aanklachten die Cicero indient tegen de gouverneur van Sicilië, Verres. Deze had zich, zoals zo veel oud-consuls in hun provincie, op grote schaal verrijkt door van de plaatselijke adel persoonlijke eigendommen en kunstschatten op te eisen. Cicero gaat in op het verzoek van de door deze praktijken berooide Siciliaan Sthenius(klopt!) om Verres in staat van beschuldiging te stellen. Na een uitgebreid onderzoek, onder andere op Sicilië zelf, en het opzetten van een degelijke bewijsvoering neemt Cicero op het forum zijn door Hortensius verdedigde tegenstander onder handen en weet hij door middel van vlammende betogen de jury te overtuigen van Verres’ schuld aan talloze wandaden.
De auteur heeft grondig studie gemaakt van zijn onderwerp, getuige zijn weergave van het ingewikkelde systeem van verkiezingen en zijn kennis ten aanzien van de Romeinse maatschappij. Harris verstaat de kunst een roman te schrijven in de traditie van thrillerauteurs als Forsyth en Clancy over politiek gekonkel in twintigste-eeuwse machtscentra, met dezelfde bij de keel grijpende spanning en andere ingrediënten die bij dit genre behoren, maar dat tegelijkertijd te situeren in het Rome van de roerige eerste eeuw voor Christus, met alle schakeringen en details die kenmerkend zijn voor die periode. Een prestatie van formaat, die roept om een vervolg. Dat zal er toch moeten komen, want na de laatste bladzijde van ”Imperium” volgen de bepaald niet oninteressante laatste twintig jaren van Cicero’s leven.