Werken op zondag hoeft niet, tenzij…
De arbeidstijdenwet is met ingang van 1 april dit jaar gewijzigd. In een reguliere kantoorbaan zullen mensen niet veel van de wijzigingen merken, maar dit is anders voor wie in de industrie werkt en met ploegen- of nachtdiensten te maken heeft.
De nieuwe arbeidstijdenwet is vereenvoudigd, waardoor werkgevers en werknemers meer mogelijkheden krijgen om zelf afspraken te maken over de arbeids- en rusttijden. De bestaande regeling ter bescherming van werknemers die niet op zondag willen werken, blijft gelukkig nagenoeg ongewijzigd.Het uitgangspunt voor werken op zondag is dat de werknemer niet hoeft te werken, tenzij de werkgever dit uitdrukkelijk met hem heeft afgesproken. Deze afspraak mag overigens alleen maar worden gemaakt als de aard van het werk zondagsarbeid noodzakelijk maakt, bijvoorbeeld in de gezondheidszorg, maar ook in bepaalde takken van industrie waar een bepaald productieproces niet onderbroken kan worden. Ook de bedrijfsomstandigheden kunnen zondagsarbeid noodzakelijk maken, maar in dat geval moet de werkgever eerst met de ondernemingsraad daarover overeenstemming bereiken en daarnaast moet de individuele werknemer er ook mee instemmen. Kortom, een werknemer kan nog steeds niet tot zondagsarbeid worden verplicht.
Indien er op zondag wordt gewerkt, dan moet de arbeid zo worden ingericht dat een werknemer tenminste dertien vrije zondagen per jaar heeft. Bij cao kan worden bepaald dat het jaarlijkse aantal vrije zondagen minder dan dertien is, maar ook in dat geval moet de individuele werknemer daar zijn toestemming aan verlenen.
De arbeidstijdenwet geldt voor iedereen die voor een werkgever werkt. Dus ook voor stagiaires en uitzendkrachten en zelfs, in een aantal gevallen, voor zelfstandigen en wel in die situaties waar de veiligheid van anderen in het geding is, zoals in de vervoerssector. De wet is niet van toepassing op vrijwilligers.
Ten aanzien van consignatie en beschikbaarheidsdiensten voor onvoorziene omstandigheden bepaalt de wet dat de tijd waarin iemand kan worden opgeroepen, niet geldt als arbeidstijd. Geldt er voor een werknemer een zogenaamde aanwezigheidsdienst -een beschikbaarheidsdienst waarbij hij of zij op de werkplek aanwezig moet zijn- dan bepaalt de wet dat deze dienst, inclusief wacht- en slaapuren, niet langer mag duren dan 24 uur.
De arbeidstijdenwet kent hoofdregels waarbij bij collectieve regeling in een aantal gevallen afwijkende afspraken worden gemaakt: als het gaat om maximale arbeidstijd per vier weken, de duur van de pauzes en het aantal vrije zondagen per jaar. Een collectieve regeling kan een cao zijn of een rechtspositieregeling, maar ook een schriftelijke overeenkomst tussen de werkgever en de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging.
Globaal samengevat luiden de hoofdregels voor de maximale arbeidstijd als volgt. Een dienst mag maximaal 12 uur duren en er mag niet meer dan 60 uur per week gewerkt worden. Gemiddeld over vier respectievelijk zestien weken genomen mag er niet meer dan 55 respectievelijk 48 uur per week worden gewerkt. De dagelijkse rusttijd na een werkdag moet tenminste 11 uur bedragen; dus de volgende dienst of werkdag mag niet binnen 11 uur aanvangen. Als de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken, mag één keer per week de minimale rusttijd worden ingekort tot 8 uur. De rusttijd na een hele week werk moet 36 aaneengesloten uren bedragen (of in een periode van twee weken tenminste 72 uren, te splitsen in twee onafgebroken perioden van minimaal 32 uur).
Een nachtdienst mag niet langer duren dan 10 uur. Maar: maximaal 22 nachtdiensten per jaar mogen 12 uur duren. Het aantal nachtdiensten dat gewerkt mag worden is ook beperkt: per zestien weken mogen dat er maximaal 36 zijn. Dit betekent dat er maximaal 117 nachtdiensten per jaar mogen worden opgelegd, bij collectieve regeling te verhogen tot maximaal 140. Voor werknemers die regelmatig nachtdiensten draaien -tenminste zestien nachtdiensten per zestien weken- geldt een extra bescherming inzake de maximale arbeidsduur: deze werknemers mogen over zestien weken genomen niet langer dan gemiddeld 40 uur per week werken. Werknemers die minder nachtdiensten werken, vallen onder de hoofdregel van gemiddeld 48 uur werken per zestien weken. Als een nachtdienst eindigt voor 02.00 uur geldt, net als bij de dagdienst, een minimale rusttijd van 11 uur. Eindigt een nachtdienst ná 02.00 uur, dan moet de rusttijd tenminste 14 uur bedragen.
In de meeste lopende cao’s is er nog geen rekening gehouden met de nieuwe wet. Uiterlijk op 1 april 2008 geldt de wet voor alle sectoren. Verder geldt er een aparte overgangsregeling voor werknemers die nagenoeg permanent ’s nachts werken en dat al voor 1 januari 1996 deden.
Jan Schreuders: De auteur is werkzaam bij de RMU als manager dienstverlening.