Jungle, gevangenis en opvangkamp
Hij leidde een „gemakkelijk leven.” Totdat hij zich aansloot bij een Birmese studentenorganisatie. Een keihard bestaan van vechten, vluchten, vrezen en verlangen volgde. In 2001 kwam hij naar Nederland. Een benedenwoning in Helmond is sinds maart dit jaar zijn onderkomen.
Een baan heeft hij niet. Kan ook niet, zegt Ye Wai (34). „Ik moet het Nederlands nog helemaal leren.” Eind augustus begint hij met een cursus bij een regionaal opleidingscentrum. Eén woordje kent hij al: „Houdoe.”
Werkervaring heeft hij sinds zijn middelbareschoolperiode nauwelijks opgedaan. De Birmees verbleef in de jungle, gevangenissen en kampen. „Ik leerde niets.”
Wat hij wil worden, weet hij nog niet. Het woord computer valt. Maar nee. „Pas als ik Nederlands spreek, kan ik een baan zoeken.”
Ye Wai sloot zich op de middelbare school aan bij een van de vele organisaties die zich inzetten voor democratische hervormingen in Birma. Het socialistische land zuchtte onder het militaire bewind dat in 1962 aan de macht was gekomen - en doet dat nóg.
In 1988 braken massale volksopstanden uit. Ye Wai nam eraan deel. „Samen met andere groepen vochten we tegen de regering. Vanuit de hoofdstad Rangoon ging het de jungle in.”
Er kwam al snel een einde aan zijn acties. Ye Wai werd opgepakt en kwam uiteindelijk terecht in een opvangkamp aan de Birmese grens.
In 1992 vluchtte hij naar buurland Thailand. Maar opnieuw werd hij gearresteerd, ditmaal door de Thaise politie. Geen paspoort. Drie maanden verbleef Ye Wai in een gevangenis in Bangkok. Zijn lotgenoten waren afkomstig uit Bangladesh, Cambodja en China.
De verzorging was er, zegt Ye Wai, ronduit slecht. „Weinig eten, weinig kleding, niets te doen.” Van een zendeling kreeg hij een Bijbel. „Heel wat keren heb ik die doorgelezen, van voor naar achter.”
In Bangkok klopte de Birmees aan bij UN Asia, de Aziatische afdeling van de Verenigde Naties, en de Thaise immigratiedienst. Breekpunt werd het niet hebben van een paspoort. Ye Wai: „De Thaise regering accepteerde geen vluchtelingen. Geen paspoort? Dan terug naar Birma, naar het opvangkamp.”
Ye Wai gíng terug. „Het geld voor de bus kreeg ik van UN Asia. Merkwaardig: had je geld, dan moest je terug naar Birma; had je dat niet, dan bleef je in de gevangenis.”
Een bewogen busreis werd het. Ye Wai: „Ik wílde niet nog een keer naar Birma. Halverwege de rit ben ik het raam uitgesprongen en de jungle ingerend.” Tevergeefs. „Tot twee keer toe vuurden de agenten schoten op me af. En door m’n verblijf in de gevangenis was ik zo verzwakt dat ze me al snel inhaalden.”
Toch hoefde hij Thailand niet uit. Ye Wai kwam terecht in een kamp vlak bij de grens met Birma. „Daar had God voor gezorgd”, zegt hij. De Birmees groeide op in een boeddhistisch gezin, maar werd tijdens zijn verblijf in Bangkok lid van een baptistengemeente.
In het Thaise kamp verdiende de vluchteling wat bij als vrachtwagenchauffeur. In augustus 1993 vertrok hij opnieuw naar Bangkok. Ditmaal kreeg hij wat meer voet aan de grond bij UN Asia. De organisatie gaf hem geld om een appartement te huren en in zijn levensonderhoud te voorzien. Engels leerde Ye Wai in deze periode op onder meer de UN-school.
Maar het geluk was opnieuw van korte duur. Thailand nam nog steeds geen vluchtelingen op. Ye Wai moest weer terug naar zijn vaderland.
In Birma herkende een politieagent hem. Exact vier jaar verbleef hij in de gevangenis, overigens een jaar korter dan hem was gezegd. „Ze hadden me vijf jaar gegeven.”
In 1999 kwam Ye Wai vrij. De ongehuwde Birmees trok in bij zijn moeder. Een baan zoeken zat er niet in. „Kon niet. Zodra ik buiten kwam, werd er op mij gelet. De politie vertrouwde me niet meer. Regelmatig werd ik ondervraagd. Vele, vele vragen.”
December 1999. Weer vlucht Ye Wai naar Thailand. En weer wordt hem de toegang geweigerd. Geen paspoort.
Na opnieuw een poos in Birma -officieel Myanmar- te hebben gewoond, doet hij in 2001 een laatste poging. Die slaagt. Ye Wai: „UN Asia besliste dit keer dat ik naar een ander land mocht vertrekken. Anderen werden toegewezen aan bijvoorbeeld Amerika, Canada of Nieuw-Zeeland; ik moest in Nederland asiel aanvragen.”
Samen met twintig anderen arriveerde hij in 2001 in Nederland. Hij werd een van de 115 Birmezen hier, zegt hij. De meesten wonen in Utrecht, Rotterdam of Breda. Ye Wai kwam terecht in het AZC Zeewolde. Vandaar uit bezocht hij zondag aan zondag de diensten in de gereformeerde kerk vrijgemaakt in Harderwijk.
In maart verhuisde de Birmees naar Helmond. „Ik ben de enige hier.” Kerkelijk onderkomen vond Ye Wai bij de internationale baptistengemeente in Eindhoven. Elke zondagmorgen gaat hij erheen. ’s Avonds gaat hij volgens zijn zeggen naar de „reformed church.” Daarnaast bezoekt hij de doordeweekse bijbelstudieavonden.
Helemaal alleen hoeft Ye Wai zich in het Brabantse niet te voelen. Tijdens het gesprek gaat de bel. Twee leden van de kerk in Harderwijk. „He Ye Wai, hoe maak je het hier?”
En dan heeft hij nog z’n contacten in een Thais vluchtelingenkamp, Thang Hin Camp. Van ds. Zaw Win, predikant van de baptistenkerk in Bangkok, ontving hij juist een e-mail. „Ye Wai, kun je ons helpen, daar vanuit Nederland?”
Ds. Zaw Min is coördinator van AMG Thailand, een evangelische zendings- en hulpverleningsorganisatie. In zijn mail bericht hij over de behoeften in het kamp. „I need your help, ik heb je hulp nodig. Vanwege het regenseizoen en het vuile rioleringssysteem lijden veel vluchtelingen in het kamp aan diarree of een andere ziekte. Ze hebben dringend de hulp van onze kerk nodig. We hebben al besloten mee te doen aan het project.”
Maar, vervolgt het mailtje dan, „het gaat om 800 vluchtelingen in een gebied en 7000 vluchtelingen in een dorp. Er is een ziekenhuis, maar niet genoeg bedden. Kun je ons helpen? Aan medicijnen, Bijbels, kleren, geld? Kun je Nederlandse kerkmensen niet vragen ons te helpen? Wat je ook doet, weet dat je hulp zeer wordt gewaardeerd. En vergeet het gebed niet.”
Ye Wai: „Ik doe wat ik kan doen.”