Stereotypen
Stereotypen zijn vooroordelen. Het zijn onjuiste, veelal negatieve beelden die mensen kunnen hebben en die eigenlijk ontmaskerd zouden moeten worden. In deze aflevering noemen we er één uitvoerig en twee kort.
In Tijdschrift voor gerontologie en geriatrie (maart 2007) vergelijken E. Versteegh en G. J. Westerhof, beiden verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen, jongeren en ouderen omtrent hun stereotyperingen van beide leeftijdsgroepen. Er bestaan veel onjuiste negatieve beelden van ouderen in Nederland.Zo heerst er een hardnekkige opvatting dat ouderen eenzaam en ongelukkig zijn. De helft van onze bevolking denkt dat eenzaamheid het grootste probleem is van ouderen, terwijl dit bij slechts 10 à 20 procent van de 65-plussers het geval is. Een ander misverstand is dat ouderen relatief vaak depressief zijn, terwijl onderzoek aantoont dat depressies evenveel bij jongeren voorkomen.
Ook in de beeldvorming over jongeren komen stereotypen voor, bijvoorbeeld rondom jongeren als veroorzakers van criminaliteit, geweld en overlast.
Op basis van stereotypen kan leeftijdsdiscriminerend gedrag ontstaan. Ouderen kunnen benadeeld worden in medische centra, in zorginstellingen, op het werk en in de media. Ook stereotypen over jongeren kunnen negatieve uitwerkingen hebben, zoals negatieve bejegening en beperking van maatschappelijke participatie.
Het is daarom van groot belang meer inzicht te krijgen in bestaande stereotypen over leeftijdsgroepen. Zo vonden enkele onderzoekers dat ouderen wel negatiever beoordeeld worden dan jongeren als het gaat om fysieke aantrekkingskracht of vaardigheden (competenties genoemd), maar niet als het gaat om de wens naar contact of om persoonlijkheidstrekken (warmte genoemd).
Bij competenties gaat het om het toeschrijven van algemene vaardigheden aan een groep, zoals bekwaam, vaardig of efficiënt zijn. Bij warmte gaat het erom hoe iemand in sociale relaties wordt waargenomen, zoals vriendelijk, betrouwbaar en oprecht zijn.
Uit het onderzoek van Versteegh en Westerhof blijkt dat zowel ouderen als jongeren de ouderen zien als warmer, maar ook als minder competent. Ouderen schatten in het algemeen zichzelf hoger in dan hun leeftijdsgenoten op warmte en competentie. Jongeren ook, maar alleen wat betreft warmte.
Voor ouderen hangt een hogere beoordeling van zichzelf op de dimensie competenties in vergelijking met de eigen groep samen met hun zelfwaardering. De onderzoekers verklaren dit vanuit de neiging die volwassen mensen hebben om afstand te nemen van negatieve leeftijdsstereotypen.
De psycholoog Inge Wetzer promoveerde op het onderwerp ”Praten over emotionele ervaringen” (zie het tijdschrift Psy, maart 2007). Uit haar proefschrift blijkt dat de uitspraak ”gedeelde smart is halve smart” een stereotype is dat lang niet altijd opgaat. Waarom willen mensen hun boosheid of teleurstelling met anderen delen? Boze mensen blijken hun boosheid te willen uiten en zoeken daar steun van anderen bij. Maar mensen die ergens spijt van hebben, willen heel wat anders. Zij zijn op zoek naar advies of praten erover om de ander te vermaken. Het hangt echter van de reactie van de ander af of iemand die iets vervelends heeft meegemaakt zich daarna beter voelt. Bij boze mensen moet je niet aankomen met een relativerende opmerking. Die willen alleen maar bevestigd worden in hun woede. Omgekeerd zitten mensen die ergens spijt van hebben, niet op een bevestiging te wachten. Die willen juist horen dat het allemaal wel meevalt.
Daarom: anderen deelgenoot maken van emotionele ervaringen geeft niet altijd verlichting.
Een stereotype is dat ochtendhumeur samenhangt met persoonlijkheidskenmerken die erfelijk bepaald zijn. In Psychologie Magazine (april 2007) staat het verslag van een onderzoek waaruit blijkt dat mensen die in het westen van Duitsland wonen, ’s morgens moeilijker uit bed komen dan mensen die 11 lengtegraden verderop aan de oostgrens wonen. De onderzoekers Roeneberg en Merrow geven de volgende verklaring voor dat verschil.
De invloed van de zonnetijd op onze interne klok is groter dan we voorheen dachten. In het westen van Duitsland gaat de zon een halfuur later op en een halfuur later onder dan in het oosten. Heel Duitsland hanteert als kloktijd de Midden-Europese tijd, gebaseerd op de zonnetijd van 15 graden oosterlengte (de lijn Berlijn-Praag).
Het verschil tussen zonnetijd en kloktijd is dus in het westen van Duitsland groter dan in het oosten. Men meende dat we onze interne klok naar believen kunnen instellen. Maar dit blijkt een stereotype te zijn. De invloed van de zonnetijd op onze interne klok is namelijk groter dan we dachten. Daarom moest uit de antwoorden van 21.000 Duitsers geconcludeerd worden dat de voorkeur voor slaaptijden echt van lengtegraad tot lengtegraad verschilt.
Nederlanders zullen gemiddeld dus nog iets meer moeite hebben met opstaan dan Duitsers.
Drs. M. Burggraaf, voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede
Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.