Vrijlating diplomaat wekt hoop op eind Brits-Iraanse crisis
TEHERAN/BAGDAD/LONDEN (AP) - Een Iraanse diplomaat in Irak die twee maanden geleden onder mysterieuze omstandigheden werd ontvoerd, is vrijgelaten en teruggekeerd in Iran. Dat hebben de Iraanse autoriteiten dinsdag bekendgemaakt.
De Iraakse regering stelt intussen pogingen in het werk om vijf Iraniërs vrij te krijgen die meer dan twee maanden geleden door Amerikaanse troepen werden opgepakt in Noord-Irak. Als dat lukt zou dat kunnen bijdragen tot de vrijlating van vijftien Britse marinemensen die Iran sinds 25 maart vasthoudt, zei een woordvoerder. Het nieuws uit Bagdad suggereert dat de crisis rond de vijftien Britse matrozen wellicht zal eindigen met een gevangenenruil, al hebben de Britten gezegd dat over de vrijlating van hun marinemensen niet valt te marchanderen.De diplomaat, Jalal Sharafi, werd op 4 februari in de wijk Karradah van Bagdad door meerdere auto’s klemgereden en meegenomen door de gewapende inzittenden, die een Iraaks legeruniform droegen. Iraakse functionarissen zeiden dat de politie verscheidene van de ontvoerders had aangehouden, maar hen een dag later moest laten gaan toen geüniformeerde personen met door de regering afgegeven identiteitsbewijzen hen kwamen opeisen. Iran beweerde dat de ontvoerders behoorden tot een commando dat onder bevel stond van de Amerikaanse strijdkrachten en sjiieten in het Iraakse parlement bevestigden dat. De Amerikaanse autoriteiten spraken dat tegen en ontkenden elke rol in Sharafi’s verdwijning.
Een functionaris van het Iraakse ministerie van buitenlandse zaken zei dinsdag dat de Iraakse regering druk heeft uitgeoefend op degenen die de ontvoerde diplomaat vasthielden, maar volgens een andere regeringsfunctionaris bevond de diplomaat zich in handen van de Iraakse inlichtingendienst.
Sharafi was als diplomaat betrokken bij plannen om in Bagdad een branche van de Iraanse nationale bank te openen. De Amerikanen beschuldigen Iran ervan sjiitische milities in Irak te financieren en te bewapenen. Een kleine maand voor Sharafi’s ontvoering, op 11 januari, arresteerden Amerikaanse troepen in de Noord-Iraakse stad Irbil vijf Iraniërs. Ze zeiden dat een van de vijf een hoge officier was uit het elitecorps Quds van de Iraanse Revolutionaire Garde.
De Iraakse functionaris zei dat zijn regering zich ook intensief inspant voor de vrijlating van deze vijf Iraniërs, ’als bijdrage tot de vrijlating van de Britse matrozen en mariniers’.
Iran heeft ontkend dat het de Britten gevangen zou hebben genomen om de in Irak vastgehouden Iraniërs vrij te krijgen. En Groot-Brittannië heeft op zijn beurt steeds benadrukt niet over de vrijlating van de vijftien Britten te zullen onderhandelen. De Amerikaanse president George Bush noemde de gevangenname van de Britten onverdedigbaar en zei een uitspraak van Blair te onderschrijven dat er geen koehandel zal worden bedreven om de gevangenen vrij te krijgen.
Door de kennelijke pogingen de Iraanse gevangenen in Irak vrij te krijgen en de verzekering van de Iraanse onderhandelaar Ali Larijani dat Iran de zaak diplomatiek wil oplossen en dat een proces tegen de Britten van de baan is, worden langzamerhand de eerste contouren zichtbaar van een mogelijk oplossing van de crisis. De Britse minister van buitenlandse zaken Margaret Beckett waarschuwde dinsdagavond echter dat een oplossing nog wel even op zich kan laten wachten. Ze wees erop dat het Britse consulaat nog steeds geen toegang heeft gekregen tot de gevangenen, die al sinds 23 maart in Iran vastzitten. De Britse premier Tony Blair zei eerder dinsdag dat het mooi is als Iran de zaak in alle rust en vrede wil oplossen, maar dat de Britse houding zal verharden als dat niet lukt. Beckett zei dat Blair niet doelde op militaire maatregelen. ’Wij zoeken geen confrontatie’, zei zij. ’We proberen dit met diplomatieke middelen op te lossen.’
Kennelijk om de diplomatieke inspanningen niet te verstoren reageerde de Britse regering dinsdag terughoudend op de publicatie van nieuwe foto’s van de gevangenen op de website van het Iraanse persbureau Fars, hoewel er was afgesproken dat zulke foto’s verder achterwege zouden blijven. De foto’s waren kennelijk gemaakt van videobeelden. ’Bekentenissen’ van de gevangenen, zoals die eerder tot grote woede van de Britse regering zijn getoond, ontbraken ditmaal. De Iraanse televisie toonde beelden van een eerder uitgezonden video waarop een aantal van de Britten bij een kaart staan. Beelden waarop zij op de kaart aanwijzen hoe zij in Iraanse wateren terecht zouden zijn gekomen werden echter niet getoond.