Huiselijk geweld
Het is een onderwerp dat jammer genoeg regelmatig in het nieuws is: kinderen en volwassenen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld. Op de plek waar ze bij uitstek veilig zouden moeten zijn, achter de voordeur van de eigen woning, lijden enkele honderdduizenden jonge en oudere Nederlanders onder een structurele vorm van lichamelijk, seksueel of psychisch geweld.
Daar waar het toeziend oog van de buitenwacht ontbreekt, gaan jongeren gebukt onder klappen, stokslagen of opsluiting in een kast, vrezen vrouwen de vuist van hun man en raken mannen geknakt door het dagelijks aanhoren van kleinerende opmerkingen van hun echtgenote, die hun het gevoel geven dat ze er in feite niet mogen zijn.Van tijd tot tijd komt er een schrijnende situatie in de publiciteit. Dat is meestal het geval als politie en justitie eraan te pas zijn gekomen. In veel meer gevallen blijft de mishandeling echter voor de buitenwereld verborgen. Wat niet wil zeggen dat slachtoffer en eventuele gezinsleden die getuige zijn van het geweld er minder (psychische) schade door ondervinden.
De afgelopen jaren heeft huiselijk geweld een belangrijke plek op de maatschappelijke agenda gekregen. Naast de al jaren bestaande Advies- en Meldpunten Kindermishandeling zijn er tegenwoordig enkele tientallen Advies- en Steunpunten Huiselijk Geweld. Het is een goede zaak dat een door de overheid gesubsidieerde publiekscampagne vanaf volgende maand nog eens extra de aandacht hierop gaat vestigen. Om mensen nadrukkelijk te stimuleren aan de bel te trekken als ze zelf met huiselijk geweld te maken hebben of het in hun omgeving signaleren.
Hoewel iedereen hierin een verantwoordelijkheid heeft, mag van professionals, zoals werkers in de medische sector, de hulpverlening en het onderwijs, in dit opzicht nog meer een alerte houding worden verwacht. Daarbij komt het aan op een goede afstemming en samenwerking tussen verschillende beroepsgroepen.
Op het woensdag door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten belegde congres ”Aanpak huiselijk geweld” stelde minister Hirsch Ballin van Justitie dat hulpverleners niet te vroeg moeten terugdeinzen voor de grenzen van privacy. Hij benadrukte terecht dat het van belang is huiselijk geweld in een zo vroeg mogelijk stadium te melden.
De minister kondigde aan dat hij een overzicht zal publiceren waarin per beroepsgroep staat omschreven waar de grenzen van de privacy liggen. Die publicatie moet „vreesachtig gedrag” bij bijvoorbeeld maatschappelijk werkers of huisartsen voorkomen. Zij mogen zich niet geremd voelen om te doen wat moet gebeuren, namelijk signalen van huiselijk geweld tijdig doorgeven.
Daarmee geeft de minister een goed signaal af. Niet alleen onderstreept hij nog eens de ontoelaatbaarheid van huiselijk geweld, ook doet hij een concrete poging de negatieve gevolgen ervan -die niet gemakkelijk kunnen worden overschat- door een tijdige signalering zo veel mogelijk in te dammen. De aangekondigde publicatie verdient dan ook een positieve ontvangst en een welwillende doordenking in de desbetreffende beroepsgroepen.
Kerken zouden er goed aan doen zich eveneens in deze materie te verdiepen. Het probleem gaat hun immers niet voorbij. Niet voor niets heeft de gereformeerde instelling voor geestelijke gezondheidszorg Eleos al enkele jaren een speciaal hulpaanbod voor slachtoffers en daders van huiselijk geweld.
Hoewel het ambtsgeheim in het pastoraat een belangrijke betekenis heeft, kunnen er toch situaties zijn waarin het zwijgen moet worden doorbroken. In het belang van (jonge) schapen van de kudde die het waard zijn dat er in uiterst pijnlijke omstandigheden juist in de christelijke gemeente mensen zijn die zich liefdevol over hen ontfermen. Niet in de laatste plaats door -zo nodig- een daad te stellen om het geweld daadwerkelijk te laten stoppen.