Net rond trouwambtenaren sluit zich
APELDOORN - Geen enkele paragraaf in het regeerakkoord roept nog steeds zulke heftige reacties op als die waarin ruimte wordt geboden aan gewetensbezwaarde trouwambtenaren. De storm van protest is nog lang niet uitgewoed. Zo’n zestig gemeenteraden besloten de afgelopen weken dat er bij hen geen plaats is voor gewetensbezwaarde trouwambtenaren. Wat zijn nu werkelijk de problemen? Een reconstructie.
Iets minder dan zeven jaar geleden debatteert de Tweede Kamer over de invoering van het homohuwelijk. Op dat moment komt ook de gewetensbezwaarde trouwambtenaar om de hoek kijken. Staatssecretaris Cohen van Justitie benadrukt tijdens de discussie dat die ambtenaar niet in botsing komt met artikel 1 van de Grondwet: bij het homohuwelijk is er sprake van gelijke behandeling in ongelijke gevallen.In de maanden daarna herhaalt Cohen zijn stelling dat de overheid respect en liberaliteit moet tonen om ambtenaren welwillend tegemoet te treden. Een wettelijke regeling? Niet nodig, zo verzekert de staatssecretaris. Daardoor wordt de kwestie een zaak van gemeentelijk personeelsbeleid.
Toch blijft met de regelmaat van de klok de problematiek van gewetensbezwaarde trouwambtenaren aan de orde komen. Vooral homobelangenorganisatie COC zit niet stil, maar dringt bij gemeenten aan op ontslag van gewetensbezwaarden. Organisaties zoals de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken benadrukken echter consequent het belang van praktische oplossingen.
Op de vingers getikt
De Commissie Gelijke Behandeling (CGB) tikt in 2002 zelfs de gemeente Leeuwarden op de vingers, als die de gewetensbezwaarde trouwambtenaar Nynke Eringa wil ontslaan.
Ook de gemeente Hattem krijgt het met de commissie aan de stok. De gemeente handelt volgens de CGB in strijd met de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB), omdat ze een vrouw heeft uitgesloten van de functie van trouwambtenaar vanwege haar weigering homohuwelijken te sluiten. Er is wat de commissie betreft sprake van indirect onderscheid op grond van godsdienst: door van ambtenaren te eisen alle huwelijken te sluiten, worden gelovigen benadeeld en dat is in strijd met artikel 5 van de AWGB. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat er gelovigen zijn die moeite hebben met het homohuwelijk, zo merkt de commissie op.
Maar moeten trouwambtenaren niet zonder uitzondering de wet uitvoeren? De commissie is resoluut in haar oordeel: die eis is op zich legitiem, maar niet zwaarwegend genoeg gelet op de aanwezigheid van meerdere trouwambtenaren én het geringe aantal huwelijken tussen personen van gelijk geslacht.
Ook staatssecretaris Kalsbeek, de opvolgster van Cohen op Justitie, slaat op hetzelfde aambeeld: zoek praktische oplossingen voor ambtenaren die geen homohuwelijken willen sluiten. Bovendien stelt zij verder dat uit jurisprudentie kan worden afgeleid dat er een rechtsplicht van de overheid bestaat om bij gewetensbezwaren te zoeken in hoeverre een oplossing kan worden gevonden. Op grond van artikel 3 van de Grondwet mag iedereen in Nederland immers trouwambtenaar worden: alle Nederlanders moeten op gelijke voet benoembaar zijn in openbare dienst.
Eed
Minister Remkes van Binnenlandse Zaken wijkt in 2006 evenmin af van de weg die zijn voorgangers zijn ingeslagen. Hij handhaaft de regel dat gemeenten ervoor moeten zorgen dat er ten minste één trouwambtenaar beschikbaar is zonder gewetensproblemen met het homohuwelijk. Bovendien benadrukt hij dat het hebben van gewetensbezwaren tegen het homohuwelijk niet indruist tegen de eed waarmee ambtenaren aangeven de wet uit te zullen voeren: volgens hem kan dat niet zo strikt worden gezien.
Dan komt in februari van dit jaar het regeerakkoord van CDA, PvdA en ChristenUnie naar buiten. Als een stel wespen duiken progressieve partijen -aangemoedigd door homobelangenorganisaties- op de beslissing van het kabinet ruimte te blijven geven aan gewetensbezwaarde trouwambtenaren.
Er is geen homopaar te vinden dat ergens niet in het huwelijksbootje kan stappen, de populariteit van het homohuwelijk is zelfs tanende en het kabinetsbeleid is volgens het COC een voortzetting van de bestaande praktijk. Toch besluiten gemeenten ijlings -zelfs als ze geen gewetensbezwaarde trouwambtenaren in dienst hebben- om vast te leggen dat er bij hen geen ruimte kan zijn voor gewetensbezwaarden.
Ook de top van de CGB doet plots een duit in het zakje. Ze maakt alvast kenbaar dat bij nieuwe uitspraken over trouwambtenaren een andere beleidslijn zal worden gevolgd met als argument dat de acceptatie van homoseksualiteit nu wel een feit moet zijn.
Zo sluit zich langzaam maar zeker het net rond trouwambtenaren. Nieuwe juridische inzichten zijn er niet, organisatorische problemen doen zich nergens voor. Toch wordt door de intensieve en ongekende lobby van de homobeweging de ruimte voor gewetensbezwaarde trouwambtenaren in korte tijd afgebroken. Bovenal markeert het uitsluiten van bepaalde bevolkingsgroepen voor een bepaalde functie een duidelijke breuk met het verleden.