„Deze wijken stonden al in 1988 op de lijst”
UTRECHT - Het moet de opmaat worden naar het project ”Van probleemwijk naar prachtwijk”; de toer door de veertig achterstandsgebieden die minister Vogelaar vandaag in Rotterdam begon. Directeur Henk Cornelissen van het Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken (LSA) twijfelt: „Als de minister op de oude voet doorgaat, wens ik haar veel succes.”
„Kijk, dit waren de probleemwijken uit 1988.” Niet vrij van enig sarcasme tikt Cornelissen met zijn behaarde vuist op de nota ”Achterstandsgebiedenbeleid. Een voorstudie naar grondslagen en implementatie”, die bijna twintig jaar geleden verscheen. Bijlage 2 achterin de nota, ”dertig geselecteerde achterstandsgebieden” geheten, daar wil hij het graag over hebben. „De Schilderswijk in Den Haag en de Bijlmer in Amsterdam, op een enkele uitzondering na, zijn het dezelfde wijken waarmee minister Vogelaar ook nu op de proppen komt.”Wilt u zeggen dat er weinig tot niets is gebeurd?
„De minister gaat de geselecteerde wijken een voor een langs om er haar oor te luisteren te leggen. Exact zo begon ook minister Van Boxtel zijn grotestedenbeleid. In de uitvoering is vervolgens doelstelling op doelstelling gestapeld. Zoals het binden van de hoge middeninkomens aan de stad. Natuurlijk kun je de hogere inkomens door sloop en nieuwbouw naar de oude wijken lokken. Maar problemen kleven aan mensen, niet aan wijken. Dus voor de inwoners die in zo’n wijk achterblijven en voor hun problemen betekent zo’n beleid niets.”
Waarover bent u nu kritisch, over het grote stedenbeleid of over hoe het is uitgevoerd?
„In elk geval over het laatste. Gemeenten gaan ambtelijk denken, plannen maken. En ook inventariseren bij bewoners: Weten jullie nog iets? Uiteindelijk is er met die wijken veel te veel bemoeienis, waardoor het voor mensen moeilijk wordt zelf uit het moeras te komen. Er is altijd wel een bewonerscommissie die met de gemeente wil overleggen, maar die vertegenwoordigt zelden de hele wijk.
Ik mis het besef dat mensen die vrijwillig iets doen, moeilijk in een beleidsplan zijn te persen. Eigenlijk zijn wij als LSA de enige organisatie voor mensen die zich vrijwillig inzetten op lokaal niveau. In de 31 steden die het grotestedenbeleid uitvoeren, helpen onze ontwikkelingswerkers bewoners met concrete projecten zoals het aanleggen van een speelplaats of het schilderen van een omheining. Dat lijkt omslachtig, maar voor je mensen in beweging krijgt, moet je ze eerst flink uitdagen. Zelf breken bewoners nooit door het woud van regels heen, zo leert de praktijk.
Om dit beleid uit te voeren moet Vogelaar met wel tien andere departementen aan de slag. Op gemeentelijk niveau zie je eenzelfde verschijnsel. Het is niet voor niets dat het vorige kabinet wijken wilde adopteren waar het hele bal aan gemeentelijke instanties zou worden aangestuurd door een autoriteit van buitenaf. Zo had Zaanstad de directeur-generaal van een departement, die niet met de gemeente wilde vergaderen zonder dat de bewoners erbij zaten. Dat sluit aan bij het project ”Buurt aan zet” van minister Van Boxtel, dat inhield dat bewoners groen licht moesten geven voor elk gemeentelijk plan.
Van veel van de ambtenaren die zich daar tegen verzetten, heb ik later gehoord: Het was een goede benadering, omdat we daardoor nieuwe paden moesten inslaan. In het nieuwe beleid vind ik nog niets van zo’n aanpak terug.”
Cornelissen grijpt terug op de nota ”Achterstandsgebiedenbeleid” uit 1988. „Het is niet eerlijk om te zeggen dat er helemaal niets bereikt is. Het gaat erom dat er zo weinig echte lessen zijn geleerd. Neem Lombok in Utrecht en het Spijkerkwartier in Arnhem. Die twee wijken staan nu niet meer op de lijst. In Lombok is de bedrijvigheid van allochtonen op straat fors toegenomen, het is een beetje de kasba van Utrecht geworden. Het Spijkerkwartier is de prostitutie kwijt en de overlast die daarmee was gemoeid. De vraag is: Kunnen ook de overige probleemwijken iets van deze twee leren? Ik vrees dat het nooit is onderzocht.”
Hoe ver is de minister over vier jaar?
Met dit beleid erkent ze dat het grotestedenbeleid niet genoeg is. Maar wat ze daar bovenop gaat doen, is zeer de vraag. Ik vrees dat haar lijst zal aangroeien, wellicht tot het aantal van 140 dat minister Winsemius vorig jaar noemde. Als ze op de oude voet doorgaat, wens ik haar veel succes.”