RAF-terroriste Brigitte Mohnhaupt op vrije voeten
BERLIJN (AP) - Brigitte Mohnhaupt, een voormalig lid van de gevreesde Rote Armee Fraktion, is weer op vrije voeten. Mohnhaupt, die in 1982 werd gearresteerd en in 1985 wegens negenvoudige moord veroordeeld werd tot vijfmaal levenslang plus vijftien jaar, werd zondagmorgen vervroegd vrijgelaten uit de gevangenis in het Beierse Aichach.
Onder haar slachtoffers waren procureur-generaal Siegfried Buback, werkgeversvoorzitter Hanns-Martin Schleyer en de bankier Jürgen Ponto. Mohnhaupts straf werd uiteindelijk samengevat tot levenslang. De inmiddels 57-jarige vrouw heeft 24 jaar in de gevangenis gezeten.Vorig jaar wees de rechtbank Mohnhaupts verzoek om vervroegde vrijlating nog af en werd bepaald dat zij vanwege de ernst van haar daden minstens 24 jaar van haar straf moest uitzitten. De rechtbank benadrukte vorige maand dat er geen sprake is van gratiëring, maar van vervroegde vrijlating op wettelijke gronden, omdat Mohnhaupt geen gevaar meer vormt voor de maatschappij.
Met Christian Klar, die pas over twee jaar voor vervroegde vrijlating in aanmerking komt, behoorde Mohnhaupt tot de harde kern van de tweede generatie van de RAF. Deze ontketende in 1977 een golf van terreur die de Duitse Herfst is gaan heten. ’Wie dat heeft meegemaakt krijgt het nooit meer uit zijn hoofd’, zei procureur-generaal Klaus Pflieger, die destijds betrokken was bij de opsporing van Mohnhaupt en Klar. Maar ook het OM is van oordeel dat Mohnhaupt inmiddels geen gevaar meer vormt.
Mohnhaupt geldt als de aanvoerster van de tweede RAF-generatie. Het opsporingsbericht uit de jaren ’70 toont een jonge, goed en wilskrachtig ogende vrouw met lang blond haar en een enigszins spottende blik. Na haar middelbare school gaat de in 1949 geboren Mohnhaupt, enig kind uit een kleinburgerlijk gezin, in München filosofie studeren. Ze wil journalist worden. Ze trouwt met medestudent Rolf Heissler, die zich later net als zij bij de RAF aansluit, maar het huwelijk houdt maar een paar jaar stand. In 1971 treedt zij toe tot de Baader-Meinhoff groep. Zij is actief betrokken bij de opbouw van de groep tot terreurorganisatie en levert wapens voor overvallen. In 1972 wordt ze gearresteerd en tot vier jaar en twee maanden veroordeeld.
In de Stammheim-gevangenis waar de RAF-kopstukken zijn gedetineerd - en waar Ulrike Meinhof in 1976 opgehangen in haar cel wordt aangetroffen - voert de felle Mohnhaupt dagelijks discussies met haar geestverwanten. Als begin 1977 haar vrijlating nadert krijgt zij, inmiddels 27 jaar oud, van de anderen opdracht ’Offensief 77’ op te richten, met als oogmerk Andreas Baader, Gudrun Ensslin en Jan-Carl Raspe vrij te krijgen. Baader vertrouwt het haar toe om de ondergrondse beweging nieuw leven in te blazen.
Dat zij met de harde RAF-kern in de gevangenis heeft gezeten verleent Mohnhaupt onder de overgebleven leden de autoriteit van plaatsvervangend leider. De terreurgolf die zij ontketent begint kort daarna met de moordaanslagen op procureur-generaal Buback en Dresdner-Bankdirecteur Ponto, waarvoor zij later wordt veroordeeld.
In oktober 1977 wordt werkgeversvoorzitter Schleyer na 43 dagen gijzeling doodgeschoten, vrijwel zeker op instigatie van Mohnhaupt. In 1981 is zij betrokken bij een aanslag in Heidelberg op de Amerikaanse generaal Frederick Kroesen. Deze overleeft.
Een jaar later loopt Mohnhaupt tegen de lamp en verdwijnt ze in de gevangenis. Ze blijft aanvankelijk strijdbaar en is het er niet mee eens als de RAF in 1992 het geweld afzweert. Ook weigert ze aan tafel te gaan zitten met de toenmalige minister van justitie Klaus Kinkel als die probeert een verzoening tot stand te brengen. Volgens de directeur van de gevangenis in Aichach is Mohnhaupt echter niet zo’n keiharde tante als altijd wordt beweerd. Voorzover hij het kan bekijken, zegt hij, ’zal zij zich niet meer aan strafbare feiten schuldig maken’.