Onderzoeken
Hoe verschrikkelijk moest deze Godsspraak in de oren en harten van alle goddelozen donderen! O, goddelozen, God gebiedt ons u een wee aan te kondigen, hetzij dat u het hoort of niet. Helaas! zo moeten wij tot velen spreken. Ook onder ons worden goddelozen gevonden. Ik bid u, oordeel zelf, zijn er niet onder ons die stijf zijn van aangezicht en weigeren bestraft of schaamrood te worden? Ja, die weigeren verbeterd te worden door al Gods weldaden?
Hier is van toepassing wat Jesaja verderop in hoofdstuk 26:10 zegt: „Wordt de goddelozen genade bewezen, hij leert evenwel geen gerechtigheid.” Ja, ook zij die onbekeerd blijven en zich verharden tegen Zijn oordelen en straffen. „Want de tenten der goddelozen zijn hen veel dierbaarder en aangenamer dan de voorhoven des Heeren.” Het zal de goddeloze kwalijk gaan, want de vergelding van het werk van zijn handen zal hem geschieden. Daarom, wee de zodanige.Laten wij een toepassing op ons zelf maken, zoals Job deed toen hij zei: „Zo ik goddeloos ben, wee mij” (Job 10:15). Laat ons onderzoeken of wij met diezelfde Job kunnen zeggen en betuigen voor de Heere: „Het is in Uw wetenschap dat ik niet goddeloos ben.”
Carolus Tuinman, predikant te Middelburg (”Keurstoffen uit de Heilige Schrift”, 1740)