Ieder land krijgt de helden die het verdient
Titel: ”Helden. Verlossers, verraders, supermensen: een geschiedenis van heldenverering”
Auteur: Lucy Hughes-Hallett; vert. Auke Leistra
Uitgeverij: De Arbeiderspers, Amsterdam, 2006
ISBN 90 295 6354 0
Pagina’s: 520
Prijs: € 34,95.
Wat is een held? Het ”Groot woordenboek van de Nederlandse taal” weet het. Iemand die dapper strijdt, die (dus) niet bang is, maar wel sterk of anders begaafd. En die in het echt, of in een roman, iets groots verricht dan wel een hoofdrol heeft. Een held lijkt eerder groot dan goed. Over acht helden heeft Lucy Hughes-Hallett een boek geschreven, getiteld ”Helden. Verlossers, verraders, supermensen: een geschiedenis van heldenverering”. Deze titel is niet helemaal gelukkig gekozen. Volgens het colofon van de Arbeiderspers is de oorspronkelijke titel ”Heroes”, maar dat is niet correct. Het boek heet ”Heroes: saviours, traitors and supermen. A history of hero worship”.
Toen ik het uit had, dacht ik: Hoe zit het nu met de beloofde geschiedenis van de heldenverering? Immers, het boek gaat over helden en nauwelijks over hun volgelingen. Deze laatsten zijn maar figuranten, klapvee of verguizers. Zij zijn in dit boek het licht dat uit de schijnwerper komt om de man op het toneel van de geschiedenis te beschijnen. Meer niet.
Maar ik heb nog wat over die titel. De Nederlandse heeft een punt achter ”Helden”. En dus denk je, dit boek gaat over mensen die iets groots hebben verricht, maar dan wel in de goede zin des woords. Onlangs kende een Nederlandse stad een handjevol kinderen een medaille en een oorkonde toe, omdat zij iets heldhaftigs hadden gedaan. De een had een broertje uit de gracht gered en de ander had op tijd de politie gewaarschuwd. Ik zou daarom denken dat de helden van Hughes-Hallett honderden broertjes en zusjes en politieagenten hadden gered en gebeld. Maar dat doen haar helden helemaal niet: het zijn doorgaans narcistische figuren met grote ego’s. Het zijn geen politieke Hansje Brinkers, maar ze zijn slechts uit op eigen eer of bezit. Dit zegt de Engelse titel overduidelijk door die dubbele punt. Pas op, deze heroes zijn traitors, supermen and saviours, de lezer is gewaarschuwd.
Huzarenstukjes
De acht zijn allemaal mannen. Bijna had de auteur Jeanne d’Arc opgenomen, maar zij droeg mannenkleren en gedroeg zich meer als man dan vrouw, dus ze viel door de mand als er een echte vrouw in had gemoeten. Ik zou naar Moeder Theresa of Florence Nightingale hebben gegrepen, maar Hughes-Hallett besloot anders. Haar helden hebben politieke huzarenstukjes verricht: rijken beschermd of juist veroverd en ééntje heeft een opmerkelijke reis gemaakt. Zij waren heersers, terwijl ’mijn’ dames juist dienaren waren van de armen en gewonden, dus jammer, maar helaas.
De acht van Hughes-Hallett zijn Achilles, Alcibiades, Cato, El Cid, Francis Drake, Wallenstein, Garibaldi en Odysseus. Dus zes van vlees en bloed, één twijfelgeval en één verzonnen figuur. De een leefde omstreeks 400 voor Christus, de ander in de negentiende eeuw. Telkens wordt van een held een korte levensbeschrijving gegeven, de historische betekenis geduid en wordt -heel smakelijk- beschreven wat zijn ”finest hour” was, het ”moment suprême” - hoe zeg je in het Nederlands dat de redding nabij was, toen de nood het hoogst was? Echter, na hun heldhaftige daden kwam doorgaans de hoogmoed, en daarna de val.
De nood waarin deze helden uitkomst boden was die van oorlog. De ijdele en welbespraakte Alcibiades pendelde in de Oudheid tussen Athene, Sparta en Perzië; Cato bond de strijd aan met mede-Romeinen die een alleenheerschappij wilden vestigen. De Cid verhuisde in middeleeuws Spanje van christelijke naar islamitische legers, afhankelijk van wie het meeste betaalde; Drake was in de vroegmoderne tijd de schrik der Spanjaarden. Wallenstein zocht in de wrede Dertigjarige Oorlog eigen gewin door zich als militaire ondernemer in dienst van de Oostenrijkse keizer te stellen. Rokkenjager Garibaldi ten slotte had het aan de stok met Napolitanen, Oostenrijkers en Brazilianen, toen hij zich tijdens zijn jonge jaren in Zuid-Amerika in de revolutie bekwaamde.
Lichte toets
Qua ethiek is de onverzettelijke, altijd correcte Cato misschien de meest rechtschapen held, want hij wilde, modern gezegd, de Eerste Republiek en rechtsstaat beschermen tegen mensen als Pompeius en Caesar, die van Rome liever een dictatuur maakten. Vreemd was hij wel, want hij liep altijd op blote voeten, was getrouwd, maar deed niet aan seks. Het aardige van Garibaldi is dat ook hij niet uit was op aardse schatten. Hij was een guerrillaleider die van Italië een vrije republiek (”De Tweede Republiek”) wilde maken. Zijn ondeugd was dat hij zijn troepen ook in de meest uitzichtloze gevechten de dood in bleef jagen.
Drake en Wallenstein waren buitengewoon gewelddadige en hebzuchtige figuren, die niets liever deden dan de vijandelijke gebieden plunderen of brandschatting afpersen. Zo was Drake onverschrokken (zeilde rond de wereld, viel de Spaanse Armada in 1588 aan), liet zijn beste vriend, „die hij meer dan zijn broeder liefhad”, door een krijgsraad ter dood brengen. Tegelijk was hij zeer vroom… Zo is over iedere held wel wat opmerkelijks te vertellen.
Het boek is gebaseerd op beschikbare literatuur, dus verrassende ontdekkingen bevat het niet. Het moet het hebben van het ongewone onderwerp en de lichte stilistische toets. Het boek leest bijzonder prettig, wat te maken heeft met de journalistieke loopbaan van de auteur. Zwak is het hoofdstuk over De Cid, want over die persoon zijn de bronnen onderling tegenstrijdig of hebben een hoog wierookgehalte, zodat er weinig concreets overblijft. De andere helden daarentegen komen tot leven en zetten aan tot denken, want als één ding als een rode draad door het boek loopt is het wel de signalering dat een land de helden krijgt die het verdient. Zonder hun verering en de toegekende beloningen door anderen zouden ze immers snel in vergetelheid zijn geraakt. Deze helden komen bijna allen uit warme landen. Zegt dat iets over de invloed van de zon op het gedrag van de mensen?