Van Middelkoop bidt voor ‘zijn’ militairen
BANJA LUKA - Hij bracht donderdag als minister van Defensie voor het eerst een officieel werkbezoek aan Nederlandse troepen in het buitenland. ChristenUniebewindsman Van Middelkoop: „Je zag aan de gezichten van de militairen hoe betekenisvol ze zo’n medaille vinden.”
„Fraai toestel, zo’n Gulfstream”, zegt de vorige maand aangetreden minister van Defensie als het comfortabele toestel van de Koninklijke Luchtmacht zich verheft van de startbaan in het Bosnische Banja Luka en koers terug zet naar Rotterdam. Net zo veel genoegen beleefde Van Middelkoop aan zijn bezoek aan de Nederlandse eenheden in het buitenland. „Het was een plezier om te doen en het is fijn dat we daar weg kunnen en dat de missie is geslaagd. Bosnië zal straks op eigen benen moeten staan.”Is de missie in Bosnië niet een beetje vergeten?
„Onze taak in Uruzgan treedt uiteraard sterk op de voorgrond. Het is niet voor niets dat ik de mannen in Bosnië een hart onder de riem heb willen steken door er zelf naartoe te gaan. Ik heb ook wat met het gebied.”
Van Middelkoop was namens het GPV vanaf 1995 woordvoerder over de uitzending van Dutchbat naar de Bosnische moslimenclave Srebrenica. Verder was hij voorzitter van de parlementaire werkgroep, die in 2002 het advies gaf een parlementaire enquête te houden naar de val van Srebrenica.
Is het wennen om minister van Defensie te zijn?
„Gelukkig vormt Defensie voor mij een vertrouwde omgeving vanuit mijn werkervaring. De begrippen en de taal ken ik, over rangen en standen moet ik nog het een en ander leren. Het gevoel dat ik welkom ben bij het ministerie ervaar ik als een warm bad. Het mooie is ook dat de krijgsmacht dagelijks in het nieuws is.”
Soms in negatieve zin.
„Mijn voorganger Kamp en staatssecretaris van der Knaap hebben goed gereageerd op helaas bedenkelijke gebeurtenissen zoals de seksuele misstanden die vorig jaar op marinefregat Tjerk Hiddes aan het licht kwamen. De gedragscode die er komt, is niet alleen maar een code van: dit mag wel en dat mag niet. Ze is juist ook bedoeld voor de bescherming van hen -de grootste groep- die nooit narigheid veroorzaken. Zij moeten op verjaardagen trots kunnen zijn als ze vertellen dat ze bij de krijgsmacht werken. De code moet het morele zelfbesef en de professionaliteit van de militair steunen.”
Hoe ervaart u de achterliggende periode rond de kabinetsformatie?
„Het was een zeer intensieve en hectische tijd. Het ambt van minister is gelukkig veel regelmatiger dan dat van Tweede Kamerlid, dat ik dertien jaar heb bekleed. Op de meeste avonden kan ik lekker naar huis, al neem ik af en toe wat klusjes mee. De zondagsrust is voor mij echter enorm belangrijk. Op die dag laat ik m’n werk rusten, behalve als mijn verplichtingen als minister dat niet toelaten.”
Een christen hoort niet bij Defensie, zeggen pacifisten.
„Defensie bevindt zich in het hart van de christelijke politiek. Paulus spreekt in de Bijbel niet voor niets over de zwaardmacht van de overheid. Juist christenen hebben de morele plicht geweld en terrorisme te weren en te bestrijden. In de eerste plaats wil ik een bijdrage leveren aan de regeerbaarheid van ons land waarin het klassieke midden tussen zeg maar Wilders en de SP zo afkalft. Pas daarna speelt mijn partijpolitieke achtergrond een rol.”
Het dragen van regeringsverantwoordelijkheid geeft ook erkenning voor christelijke politici, merkt Van Middelkoop. „In het debat na de regeringsverklaring viel geen enkel schamper woord te horen over de ChristenUnie. Dat is bemoedigend.”
Bidt u ook voor de manschappen die soms in gevaarlijk gebied zijn, zoals in Uruzgan?
„Dagelijks bid ik om vrede en gerechtigheid in de wereld en ook voor de bestrijding van langdurige armoede. Als minister draag ik verantwoordelijkheid voor de krijgsmacht en dus voor alle militairen, ook voor hen die in Uruzgan zijn. De missie in Afghanistan is echter geen politieke waaghalzerij. We weten goed waaraan we begonnen zijn. Grote waarde hecht ik aan de bescherming van de manschappen. Het gevaar dat zij lopen vormt voor hen veel meer de dagelijkse realiteit dan voor mij. Zelf weten ze dat maar al te goed, omdat ze daarvoor hebben gekozen. Dat ontslaat mij niet van m’n plicht dagelijks voor ze te bidden.”