Humor tegen vergankelijkheid
Titel: ”Op weg naar het schavot”
Auteur: Kees Fens
Uitgeverij: Stichting CPNB/Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2007
ISBN 978 90 5965 048 0
Pagina’s: 64
Prijs: € 2,50.
”Op weg naar het schavot” luidt de titel van het essay dat de bekende letterkundige Kees Fens schreef ter gelegenheid van de Boekenweek 2007. De titel die Fens voor zijn boekje koos, slaat op de geschiedenis van de Engelse bisschop Johan Fisher, die op 22 juni 1535 naar het schavot werd geleid. Onderweg naar het schavot vroeg Fisher om een schoudermanteltje, omdat hij bang was kou te vatten. Een uur later was hij onthoofd. Fens zegt over deze anekdote: „Die eerste uiting van humor heeft al de beslissende kenmerken. De humor is een afleidingsmanoeuvre. Even moet de aandacht weg van het allergrootste dat wacht: de dood. De ernst wordt met een licht gebaar opzij geduwd.” Dat is goed geformuleerd en laat nadenken over het gewicht van de echte humor in de strijd tegen de vergankelijkheid.
De tien korte hoofdstukken die samen dit essay vormen, bevatten een schat aan verfrissende observaties en rake formuleringen die verband houden met humor en ironie. Omdat Fens bij voorkeur vertelt over zijn eigen ervaringen met de humor van het leven en de humor binnen de literatuur, is het een zeer persoonlijk essay geworden.
Godfried Bomans, Simon Carmiggelt, Wim Kan en Annie M. G. Schmidt krijgen veel aandacht en dat is dunkt mij met uitzondering van de recalcitrante Annie M. G. Schmidt terecht. Een stoet van schrijvers passeert de revue, waarbij Fens zijn grote liefde voor Engeland en de Engelsen niet onder stoelen of banken steekt. Het effect van een dergelijke persoonlijke schaal van waardering is dat je als lezer veel opsteekt, maar ook tot tegenspraak wordt uitgedaagd. De volgende zin lijkt mij gewoon onzin: „De enige Bijbelse figuur met gevoel voor humor is Sara; zij lacht om het onmogelijke, als ze hoort dat ze op haar hoge leeftijd een zoon zal krijgen. Zij lacht om Gods stelligheid!” Ik vind de reactie van Sara helemaal niet getuigen van humor. Sara’s lach is een nare lach. Fijnzinnige humor in de Bijbel is veeleer in subtiele taalwendingen te vinden waarmee de mens (beginnend bij Adam) zich aan zijn verantwoordelijkheid wil onttrekken of waaruit zijn verrassing blijkt.
Zo zegt de Bijbel over Jakob die meent eindelijk zijn Rachel te bezitten: „Maar des morgens, zie, het was Lea.” Fens benadrukt de zeldzaamheid van de Bijbelse humor, om vervolgens op negatieve toon over de ernst van de Bijbel en kerken te spreken. En dan tovert hij de aartscharlatan Gerard Reve te voorschijn om aan te tonen dat het grootste geloof zich wel van de taal van het ongeloof moet bedienen, wil het niet in het absolute verijlen.
Ik begrijp hier niets van. Hoe krachtig en aards geloofstaal kan klinken, heeft bijvoorbeeld Luther genoegzaam bewezen. Fens zit hier blijkbaar vast in een groef van zijn denken. Node mist hij de kennis van het protestantisme.
”Op weg naar het schavot” biedt de lezer mooie anekdotes en goedgekozen citaten, alles binnen het kader van de persoonlijke leeservaring van Kees Fens. Omdat elk hoofdstukje een nieuwe aanzet tot bespreking van het centrale onderwerp vormt, neigt het totale essay tot een zekere inflatie van de overtreffende trap: ”het mooiste bewijs”, ”de onvergetelijken”, ”het mooiste resultaat”. Dat gaat op den duur een beetje tegenstaan. Een meer systematische aanpak van het onderwerp was bevredigender geweest en had vervolgens de persoonlijke ontroeringen van de schrijver beter tot hun recht laten komen.