Een kloof zo breed als de Bosporus
Titel: ”De brug”
Auteur: Geert Mak
Uitgeverij: stichting CPNB/Atlas, Amsterdam, 2007
ISBN 978 90 5965 046 6
Pagina’s: 92
Prijs: gratis tijdens de Boekenweek bij aankoop van € 11,50 aan Nederlandstalige boeken; vanaf 25 maart € 7,50.
Geert Mak is inmiddels een bekende schrijver. Van zijn ”De eeuw van mijn vader” gingen een half miljoen exemplaren over de toonbank, terwijl ook ”In Europa” een bestseller genoemd mag worden. Voor de Boekenweek schreef hij ”De brug”, een geschenkboekje dat ook in het Turks vertaald is omdat het in Turkije speelt. Het mag opmerkelijk heten dat dit jaar een schrijver van non-fictie is gevraagd het Boekenweekgeschenk te schrijven. Een belangrijke oorzaak zal de populariteit van historische non-fictie à la Mak bij het publiek zijn.
”De Brug” speelt in Turkije en heeft als plaats van handeling een van de bruggen over de Bosporus. Deze ”microkosmos” beschrijft Mak, die er langere tijd vertoefde, onderhoudend en met aandacht voor de mens; vooral de mens in zijn strijd om economisch en sociaal het hoofd boven water te houden.
Zo is er het verhaal van de ”zolenman”, die inlegzooltjes verkoopt op de brug. Hij verbruikt per dag ”11 miljoen”, waaronder een flesje ”Hondendoder” (goedkope rode wijn), terwijl hij 12 tot 16 miljoen per dag verdient. Daarom: „Ik werk altijd, ook in het weekend. Als ik een dag oversla, haal ik de verkoop niet die ik nodig heb om in leven te blijven.” Op dezelfde manier komen de verhalen van andere verkopers en vissers op de brug aan de orde.
Maar Mak zou Mak niet zijn als hij niet probeerde het kleine en het grote met elkaar te verbinden. Hierbij is het gebeuren op de brug aanleiding om de lezer mee te nemen in het nadenken over de geschiedenis en cultuur van het Osmaanse/Turkse rijk in het algemeen en Constantinopel/Istanbul in het bijzonder.
Zo haalt Mak opmerkelijke dingen boven tafel: bijvoorbeeld het feit dat in 1886 de meerderheid van de bewoners van Istanbul nog christen was. De stad leek een tolerant geheel van naast elkaar levende etnische groepen en geloofsgemeenschappen. Maar de tolerantie was de „tolerantie van het wegkijken.” Ieder had zijn eigen plek in de stad en bemoeide zich zo min mogelijk met andere groepen.
Ondertussen namen eind negentiende eeuw de spanningen in de stad toe door de Turkse moslims die van het platteland naar de stad trokken en moeite hadden met de ’stadse’, christelijke Armeniërs. De Turkse regering gebruikte deze onvrede op momenten dat het haar uitkwam. Dat gebeurde ook in 1915, toen tijdens de Eerste Wereldoorlog de Armeniërs de schuld kregen van de Turkse nederlagen. De schattingen over de massaslachting lopen uiteen van 800.000 tot 1,5 miljoen Armeense slachtoffers.
De hedendaagse Turkse cultuur beschrijft Mak als een cultuur van eer tegenover schaamte, waarin zaken heel zwart-wit liggen. Niet voor niets melden de kranten bijna wekelijks gevallen van eerwraak, waarbij Mak opmerkt dat het geen kwestie is van moraliteit maar van eer. Terwijl in de westerse cultuur schuld en moraliteit de boventoon voeren. Dat is een kloof zo breed als de Bosporus, die deels zijn oorsprong in de verschillende godsdienstige worteling van beide culturen vindt; iets wat Mak overigens niet beschrijft.
Geert Mak heeft een boeiende stijl van schrijven en weet interessante dingen, in het klein en in het groot, te beschrijven. Tegelijk heeft zijn manier van schrijven voor mijn gevoel iets onsamenhangends. Dat levert dan een vraag naar de status van het verhaal op: zijn dit de belangrijke wetenswaardigheden over de Turkse cultuur en geschiedenis, of waren dit wat aardige opwarmertjes? We kunnen wellicht in een boekje als dit niet meer dan het laatste verwachten. Maar mij blijft dan de vraag prangen: waarom deze, en waarom geen andere? Komt dat door de brug, of door de persoonlijke voorkeur van Mak?