„Smerig conflict” Tsjaad drijft mensen naar kampen
AMSTERDAM/APELDOORN - De situatie is het oosten van Tsjaad is zeer instabiel. Sinds begin vorig jaar is het Afrikaanse land regelmatig het toneel van hevige gevechten. Meer dan 120.000 Tsjadiërs zijn sindsdien op de vlucht geslagen. Er is dringend hulp nodig, zegt Ewald Stals van Artsen zonder Grenzen.
Het toekomstbeeld van de vluchtelingen strekt zich in de regel niet verder uit dan de komende paar weken, merkte Stals toen hij in januari een aantal vluchtelingenkampen in het oosten van Tsjaad bezocht. „Ze moeten van dag tot dag zien te overleven. Hun visie op de toekomst laat zich kort samenvatten: ik hoop dat ik morgen kan eten en dat er dekens en plastic zeil komen.”De vluchtelingen klitten vaak samen in de buurt van grotere plaatsen als Goz-Beida. Met droge takken en wat gras trekken ze een cirkelvormig muurtje op, zodat ze beschermd zijn tegen de wind. Overdag zoeken ze de schaduw van een boom op. ’s Nachts kan de temperatuur echter dalen tot 11 graden onder nul.
Vrouwen en meisjes proberen overdag in de omtrek hout te verzamelen, om dat in de stad te verkopen. Het gebeurt steeds vaker dat deze vrouwen lastig worden gevallen, zoals ook in Darfur vaak gebeurde, weet Stals. „De inkomsten van de houtverkoop hebben ze nodig om rijst te kopen. Om te kunnen overleven zit er dus weinig anders op dan dat risico te nemen.”
In Goz-Beida, een uit de kluiten gewassen dorp, zijn verschillende hulporganisaties actief, maar in de afgelegen gebieden buiten de stad is het dun bezaaid. Daar zit vaak alleen Artsen zonder Grenzen, aldus Stals, die operationeel manager voor Tsjaad is. Veel organisaties bestempelen het gebied als te onveilig.
Op het platteland bevinden zich echter ook steeds meer concentraties vluchtelingen. Stals: „We kunnen niet wachten tot de situatie daar stabiel is. Er zijn nu mensen die noodhulp nodig hebben.” Het is Stals’ ervaring dat er in overleg met de militieleiders een hoop bereikt kan worden.
Darfur
Tsjaad is sinds de onafhankelijkheid in 1960 van de ene burgeroorlog in de andere gerold. Vanouds is er de tegenstelling tussen het overwegend islamitisch-Arabische noorden en het christelijk-animistische zuiden. De huidige president, Idriss Déby, is een noordeling en behoort tot het invloedrijke Zaghawavolk.
Déby heeft te maken met tegenstand uit het zuiden, maar ook onder zijn eigen volk is verdeeldheid ontstaan. Groepen Zaghawa, die in het grensgebied van Tsjaad en Sudan leven, verwijten Déby dat hij te weinig doet voor zijn volkgenoten in Sudan, terwijl die hem wel steunden bij zijn coup van 1990.
Daarbij is het sinds januari 2006 ook onrustig in Oost-Tsjaad. Janjaweedmilities vallen stelend en moordend Afrikaanse dorpen binnen. Incidenteel doen er zich ook omgekeerd aanvallen voor. De vluchtelingenorganisatie van de VN, UNHCR, waarschuwde onlangs dat het geweld zulke vormen heeft aangenomen dat de situatie vergelijkbaar is met die in Darfur. De etnische samenstelling van de bevolking in de twee gebieden is in hoge mate vergelijkbaar: Arabische nomaden en Afrikaanse boeren. De Tsjadische Arabieren vormen 15 tot 20 procent van de bevolking in Oost-Tsjaad.
De moeilijkheden tussen sedentair levende Afrikanen en nomadische Arabieren zijn niet nieuw. Oplaaiend geweld luwde vroeger meestal vanzelf, maar doordat het conflict nu de hele regio -Tsjaad, Sudan en de Centraal-Afrikaanse Republiek- beheerst, schieten de oude crisisbeheersingmechanismen tekort.
Nachtmerries
De UNHCR sprak van de dreiging van een tweede Rwanda in Oost-Tsjaad. Dat vindt Stals koffiedik kijken, maar „de strijd heeft het karakter van een smerig conflict.” Het Tsjadische leger is in de regio nauwelijks ter bescherming van de dorpelingen aanwezig, omdat de andere conflicten prioriteit hebben voor de regering. Daardoor ontstaan er zelfverdedigingsgroepen, die echter vaak zeer zwak bewapend zijn.
Stals vreest dat het conflict nog niet op zijn hoogtepunt is. Van terugkeer naar de dorpen zal daarom voorlopig geen sprake kunnen zijn. De vluchtelingen zullen op de huidige plek voorzien moeten worden van de primaire levensbehoefen: schoon drinkwater, voedsel en dekens.
Daarbij komt de zorg voor de psychische klachten die mensen hebben. Velen dragen traumatische herinneringen met zich mee: vrouwen zijn verkracht, hun mannen vermoord. Stals: „Mensen leven in een depressie, hebben nachtmerries. Ze hebben echter al hun energie nodig om te overleven. Dat is bijzonder moeilijk als je geen toekomst meer ziet.”