„Johannes schreef Openbaring met Ezechiël in zijn hoofd”
EDE - „De Bijbelboeken Openbaring en Ezechiël lijken sprekend op elkaar. Johannes had op Patmos het boek Ezechiël zo goed in zijn hoofd zitten dat hij zijn visioenen in die taal en in die volgorde beschreven heeft.”
Dat was de conclusie van drs. H. van Nes tijdens zijn lezing voor het Studiegezelschap van Evangelische Oud- en Nieuwtestamentici (SEON). Het Studiegezelschap hield zaterdag in de Christelijke Hogeschool Ede een studiedag over het thema ”Structuur en exegese van het boek Openbaring”.Van Nes, die bezig is met een proefschrift over het onderwerp aan de Evangelische Theologische Faculteit te Heverlee (België), wees in zijn lezing op de sterke overeenkomsten tussen Ezechiël en Openbaring: „Johannes en Ezechiël kennen in grote lijnen hetzelfde openingsvisioen. Beiden spreken over een hemelse troon, over de glazen zee en over het teken aan de voorhoofden. De woorden die Johannes gebruikt voor de opstanding der doden komen overeen met Ezechiëls visioen van het dal van de dorre doodsbeenderen. En zo kun je het hele Bijbelboek doorgaan.”
Volgens Van Nes roepen deze overeenkomsten wel vragen op: „Dat het taalgebruik van Johannes erg lijkt op dat van Ezechiël, moeten we gewoon vaststellen. Maar betekent het dat Johannes Ezechiël gewoon heeft nagepraat?” Van Nes meent van niet: „Johannes had waarschijnlijk het boek Ezechiël zo goed in zijn hoofd zitten, dat hij zijn visioenen op Patmos in die taal en díe volgorde beschreven heeft.”
Toch zijn ook duidelijke verschillen tussen Openbaring en Ezechiël aan te wijzen. Van Nes: „Ezechiël gaat het alleen om het volk Israël, de ballingen in Babel. Johannes heeft een veel breder perspectief. Bij hem gaat het om de schare die niemand tellen kan, uit alle volken. De woorden die Ezechiël gebruikt om zijn visioen van het herbouwde Jeruzalem met de nieuwe tempel te omschrijven, gebruikt Johannes voor zijn visioen van de hemelse stad zonder tempel. Door de komst van Jezus Christus krijgen dezelfde woorden een andere invulling.”
Drs. T. Kuijper-Maan, die eerder een boek schreef over de visioenen in Openbaring, verzorgde de tweede lezing. Ze stond stil bij de verschillen tussen woord en beeld: „Het woord komt eerst. Het beeld krijgt betekenis door het woord. Dat was bij de schepping zo, dat is nog steeds zo.”
Om de visioenen van Johannes goed te kunnen verstaan, moeten we volgens haar op zoek naar de bijbehorende uitleg: „Als de titel van een bepaald schilderij ”Zeegezicht” luidt, dan mag je daarin geen berglandschap zien. Zo ook bij een visioen: alleen het woord dat erover spreekt, bepaalt de betekenis. Niets anders, want dan gaan we fantaseren.”
Zo concludeert Kuijper-Maan dat de eerste opstanding uit Openbaring 20 de wedergeboorte is en dat de duizend jaar van het vrederijk symbolisch zijn. „Het boek Openbaring vertelt geen nieuwe dingen, maar zijn prachtige en kunstzinnige beelden bij de woorden die eerder in de Bijbel gesproken zijn.”
’s Middags sprak drs. P. Rosseneu, medewerker aan de faculteit voor protestantse godgeleerdheid te Brussel, over de twee manieren van uitleg van het boek Openbaring: de klassieke uitleg, die het boek plaatst ten tijde van de christenvervolgingen door de Romeinen en die Babylon als aanduiding voor Rome leest, en de modernere uitleg die suggereert dat het Johannes wellicht ging om de vijandschap van de Joden die Christus verwierpen. Volgens de laatste uitleg is het oordeel dat over Babylon uitgesproken wordt niet gericht tegen Rome, maar tegen Jeruzalem.
Rosseneu: „We hoeven niet te kiezen tussen beide perspectieven. Volgens mij gaat het in Openbaring over twéé oordelen, zowel over de vijandige wereld als over de godsdienstige Joden die Christus niet verwerpen. Welk perspectief de juiste is, is afhankelijk van de context.”