Gods liefde en heiligheid nauw verbonden
MÜNSTER - Is de oudtestamentische God een strenge Rechter? De Koreaan Jin Soo Kim ziet de liefde als een wezenlijke eigenschap van God; maar zij is wel onderscheiden van menselijke liefde. „De goddelijke liefde hangt altijd samen met andere eigenschappen, zoals Gods heiligheid en gerechtigheid. Gods liefde is ten diepste récht scheppende liefde.”
Een merkwaardige geschiedenis lezen we in 2 Samuël 21:1-14. Er is hongersnood in Israël. David zoekt het aangezicht van de Heere, Die tot hem zegt: „Het is om Saul en om des bloedhuizes wil, omdat hij de Gibeonieten gedood heeft.” David vraagt de Gibeonieten waarmee hij hen kan verzoenen. Dan eisen zij zeven mannen, dat zij hen „den Heere ophangen te Gibea Sauls.” David neemt daarop zeven zonen van Sauls nageslacht die worden opgehangen.Rizpa, wier twee zonen op deze manier de dood vinden, pakt een zak en spant die voor zich uit op een rotssteen, van het begin van de oogst, totdat er water op valt van de hemel. Zij laat niet toe dat vogels en dieren daarop rusten. Het gedeelte eindigt met het begraven van de beenderen van Saul en Jonathan en die van de opgehangenen. „Alzo werd God na dezen den lande verbeden.”
Jin Soo Kim (1965) promoveerde woensdag aan de Theologische Universiteit Apeldoorn van de Christelijke Gereformeerde Kerken op deze geschiedenis (promotor: prof. dr. H. G. L. Peels). De titel luidt: ”Bloodguilt, Atonement, and Mercy. An Exegetical and Theological Study of 2 Samuel 21:1-14”.
Er bestaat volgens Kim onder literatoren en theologen geen overeenstemming over deze passage. De executie van de zeven nakomelingen van Saul wordt geïnterpreteerd als een vruchtbaarheidsritueel uit het Oude Nabije Oosten, als een uitwerking van de verbondsvloek of als het resultaat van bloedwraak. De geleerden beweren volgens hem bijna unaniem dat God de gewelddadige dood van Sauls nakomelingen niet wilde.
Kim gaat hierin een eigen weg. Hij vindt dat het hermeneutische standpunt van de exegeet een „constructieve” rol mag en moet spelen, vooral omdat de Bijbelse geschriften zijn samengesteld en overgeleverd door mensen die deze literatuur beschouwden als Woord van God. Dit standpunt omschrijft hij als „confessioneel.”
Bloedschuld
Op grond van een taalkundige en literaire analyse verdedigt Kim de stelling dat de speciale executies bedoeld waren om Saul te straffen voor zijn bloedschuld jegens de Gibeonieten, in overeenstemming met de geldende en sacrale orde. „Hun dood was onvermijdelijk, omdat het onrecht dat de Gibeonieten door Saul was aangedaan gecompenseerd moest worden. Aan het recht van God, dat door Sauls schending van de eed aan Jahweh was aangetast, moest genoegdoening geschonken worden. Het gedeelte bezegelt het tragische lot van de verbondsbreker, die als koning van Israël was verworpen vanwege zijn ongehoorzaamheid aan Jahwehs wil.”
Het is daarom een miskenning van de intentie van de schrijver om eenvoudig te stellen dat de executie strijdig was met Gods wil. Blijft toch de vraag of Jahweh dergelijke drastische maatregelen moest nemen, zoals een driejarige hongersnood of een huiveringwekkende terechtstelling. Volgens Kim benadrukt de geschiedenis dat het Israëlitisch koningschap totaal afhankelijk is van de verhouding van de koning tot Jahweh. „Jahweh is de soevereine Koning, Die het hoogste gezag over zijn volk heeft. Het koningschap kan alleen worden gevestigd en geconsolideerd op voorwaarde dat de koning gerechtigheid en rechtvaardigheid oefent in gehoorzaamheid aan Jahwehs wil.”
Volgens Kim straft Jahweh de verbondsbrekers, zelfs als zij tot Zijn uitverkoren volk behoren en de benadeelde partij daarentegen uit vreemdelingen bestaat. „God is de God van het verbond en duldt geen verbreking van het verbond, zelfs niet wanneer deze om patriottische redenen veroorzaakt is. God beloont degenen die Zijn verbond trouw blijven met een blijvend koningschap.”
Gerechtigheid
De promovendus benadrukt het element van gerechtigheid, dat cruciaal is in deze geschiedenis. „De dood lijkt wreed, maar de zeven personen die het slachtoffer zijn, behoren tot een koningshuis dat zich schuldig gemaakt heeft aan een zeer onrechtvaardige en wrede poging tot uitroeiing van een volk, een volk dat nota bene een verbond met Israël had gesloten. In vergelijking daarmee is de terechtstelling van de zeven nakomelingen van Saul veel minder wreed.
Het doden van de eedbrekers maakt zichtbaar dat God de Heer van het menselijk leven is en dat de mens alleen in de juiste verhouding tot God, dat wil zeggen in volledige gehoorzaamheid aan Zijn verbond, het ware leven kan vinden en genieten.”
Daarnaast speelt ook de heiligheid van God een rol. De passage in Samuël toont immers aan hoe gevaarlijk het is voor het volk om een heilige God te beledigen. „De enige remedie tegen totale vernietiging is verzoening te bewerkstelligen, die tot stand komt door een plaatsvervangende totale overgave.”
Toch ziet Kim achter de begrippen gerechtigheid en heiligheid uiteindelijk de liefde van God schitteren. Het Bijbelgedeelte verkondigt een God Die uiteindelijk liefde is. „De doodstraf die de nakomelingen van Saul wordt opgelegd, betekent op paradoxale wijze dat Jahweh elk onwettig bloedvergieten verbiedt. Door de drastische maatregelen zoals in dit gedeelte beschreven, wil Jahweh zijn volk behoeden voor het ergste kwaad, namelijk hun totale vervreemding van Hem. Er is geen wezenlijk verschil tussen het oudtestamentische en het nieuwtestamentische beeld van God. Beide testamenten spreken van een en dezelfde God, Die de liefdevolle, heilige, rechtvaardige en getrouwe Koning der koningen is.”
Europa
Kim studeerde aan het Westminster Theological Seminary (Philadelphia, VS) en de Hapdong Theologische Universiteit in Suwon (Zuid-Korea). Om zijn theologische studie voort te zetten, ging hij naar Münster, waar hij ook voorganger is in de plaatselijke Koreaanse presbyteriaanse kerk. Kim deed aan de TUA in Apeldoorn zijn doctoraal-II, en speelde het vervolgens klaar om binnen vier jaar tijd zijn promotiestudie af te ronden, dit naast zijn predikantschap. Hij gaat na zijn promotie weer definitief terug naar Korea, waar hij docent wordt aan het Hapdongseminarie.
Kim over zijn keus voor Nederland: „Wetenschappelijk gezien kan men beter in Europa studeren dan in Korea. Dat is begrijpelijk omdat de kerkgeschiedenis van Korea slechts honderd jaar oud is en wij veel kunnen leren van de kerkelijke en theologische erfenis in Europa.
Het was voor mij echter onplezierig te constateren dat er in Duitsland of elders in Europa moeilijk een hoogleraar te vinden was die de goddelijke openbaring van het Oude Testament erkent en tegelijk wetenschapper is. Dat is de reden waarom ik mijn doctorsgraad in Apeldoorn heb willen behalen.”