Rosita Steenbeek schrijft vrijblijvend over Sicilië
Titel: ”Siciliaans testament”
Auteur: Rosita Steenbeek
Uitgeverij: De Arbeiderspers, Amsterdam, 2006
ISBN 978 90 2956 405 2
Pagina’s: 272
Prijs: € 18,90.
Rosita Steenbeek woont afwisselend in Italië en Nederland. Haar debuut ”De laatste vrouw” speelde al in Rome en Sicilië en de titel van haar nieuwste boek ”Siciliaans testament” wijst weer in de richting van de fascinatie van de auteur. Want ze voelt zich thuis in Rome, als ze daar woont, en Italië blijft haar inspireren. De hoofdpersoon van Steenbeeks nieuwe roman, Suzanna, wordt gebeld door haar vriend die haar uitnodigt voordat het te laat is. Ditmaal niet op de specifieke plaats die ze altijd kozen voor hun samenzijn, maar in zijn eigen huis. De schijn van trouw hoeft niet meer opgehouden te worden want de vrouw met wie hij vroeger getrouwd was, is gestorven.
De relatie tussen Suzanna en Roberto is al langere tijd oppervlakkig, maar na het telefoontje van Roberto gaat ze naar hem toe. Ze komt in een stilstaande, ingezonken omgeving terecht bij een man die een schim is van wat hij geweest is. Van kleurrijke, verzorgde dandy is Roberto een vlekkerige en gedesillusioneerde man geworden die niet kan accepteren dat zijn glorietijd voorbij is. In de slaapkamer staat een ziekenhuisbed met een zuurstoffles eronder, met daarnaast een tafel vol met medicijnen, pillendoosjes, zalf en verband. Op het nachtkastje twee rijen tanden als symbool van het verval.
Roberto woont samen met zijn zoon Enrico, een schizofrene jongen. Elke dag ontvangt hij hulp van Madu, zijn bediende die hij wantrouwt. Evenals zijn andere zoon trouwens. Hij denkt dat die eropuit is om Enrico uit huis te plaatsen en zich daarna het huis toe te eigenen. De sfeer is dor, de rafelige, schimmelige handdoeken ruiken naar verval.
Het contrast met de buitenwereld is groot. De hele stad maakt zich op voor het jaarlijkse feest ter herdenking van Sant’Agata, de beschermheilige van de stad. Een merkwaardig, uitbundig en typisch katholiek feest ter ere van Agatha die ooit om haar geloof is omgebracht en voor de Siciliaan nog altijd een bron van troost en hulp is. Terwijl Roberto het afschrijft als commercieel gebeuren, gaat Suzanna er juist in op. Niet het minst om Roberto te ontvluchten; haar liefde heeft plaatsgemaakt voor medelijden. Tegen de verwachting in krijgt ze juist wel contact met zijn zoon Enrico.
De roman bestaat uit drie delen: augustus, februari en augustus. Dat zijn de maanden waarin hoogtepunten rondom de Sant’Agataviering beleefd worden. Die viering krijgt veel aandacht. Ook de Etna, het amfitheater en allerlei andere bezienswaardigheden krijgen nogal wat ruimte toebedeeld, maar daarbij wordt samenhang met de hoofdlijn van het verhaal wel gemist. De auteur schrijft mooi proza, mooie zinnen. Maar een roman is geen verkapte reisgids. Het geheel mist een sterke plot en daar kan de detectiveachtige vraag naar de dood van Roberto en Enrico niets aan veranderen. Dat deel kan de roman niet meer redden.
”Siciliaans testament” is een roman vol heimwee die niet raakt. Het gegeven is wat te schaars om een mooi verhaal op te leveren. En dat wordt niet eens ten eerste veroorzaakt door het heiligenfeest en de buitenhuwelijkse relatie die bevreemding oproepen. Het komt vooral door de vrijblijvendheid om het innerlijk van Suzanna. Al is het verval van Roberto en zijn omgeving goed beschreven, toch houdt Suzanna’s steriele, afstandelijke imago de lezer op afstand. Ze blijft een onduidelijke romanfiguur. Daarnaast blijft de dood van Roberto én zijn zoon Enrico onduidelijk, en dat blijft vragen oproepen.
Het slot van de roman beschrijft hoe Suzanna afscheid neemt van het eiland, de laatste zin luidt: „Ze kijkt naar de witte loper, die steeds langer wordt en ten slotte oplost in het niets.” Hoewel Steenbeeks stijl deze reactie niet verdient, zorgt de inhoud voor datzelfde idee als ik het boek dichtsla.