Burgerschap: niet meer ikke-ikke-ikke
„En we móéten al zo veel.” Vorig jaar kwam er nog wat bij: scholen zijn nu ook verplicht te laten zien hoe ze burgerschap en integratie bevorderen. „De directies zijn vaak opgelucht als ze horen wat je daar allemaal onder kunt verstaan.”
Tweedeklassers die een hooimijt bouwen bij een zorgboerderij. Scholieren die e-mailen met leeftijdsgenoten in Afrika. Uitwisselingsprojecten met buitenlandse scholen. Leerlingen uit het vmbo-examenjaar die bewoners van een verzorgingstehuis leren internetten. Excursies die het inzicht in de Nederlandse samenleving vergroten. Ouderejaars die mentor zijn voor jongere leerlingen.Het zijn allemaal activiteiten die eraan bijdragen „actief burgerschap en sociale integratie te bevorderen.” Die taak kregen de scholen op hun bordje door de wet die op 1 februari 2006 van kracht werd. „De Onderwijsraad had geadviseerd dat leerlingen meer in hun directe leefomgeving moeten participeren”, zegt L. van Tuyl, projectleider burgerschap bij het onderwijsadviesbureau CPS. „Na de ontzuiling is er duidelijk meer aandacht voor de samenhang in de samenleving nodig, om de negatieve effecten van het individualisme, het ikke-ikke-ikke, tegen te gaan. Daarbij werden scholen ook gewezen op hun taak de integratie tussen de bevolkingsgroepen te bevorderen.”
Vanuit het Amersfoortse bureau begeleiden Van Tuyl en haar medewerkers scholen bij het uitvoeren van deze taken. Scholen moeten een visie op burgerschap formuleren, die gestalte geven in hun kerndoelen, lessen en projecten, en het resultaat evalueren.
„De inspectie is bij zijn bezoeken direct extra aandacht aan burgerschap gaan besteden. Meestal gebeurt dat na verloop van tijd pas. Het had nu tot gevolg dat veel scholen er actief mee aan de slag gingen. Dat zie je ook aan het aantal aanmeldingen voor een werkdag burgerschap die het CPS op 20 april houdt: het loopt storm.”
Een van de scholen die het CPS begeleidt, is het Wellant College. Op de 27 locaties van deze vmbo/mbo-opleiding trekken de groene opleidingen vrijwel uitsluitend witte leerlingen. „Allochtone jongeren hebben er nauwelijks belangstelling voor”, zegt Van Tuyl. „Ze zijn vanuit hun cultuur vaak niet gewend om voor agrarisch werk te leren, en ze zijn doorgaans meer op de steden georiënteerd. Het gevolg is dat de leerlingen van het Wellant College weinig met andere bevolkingsgroepen in aanraking komen. De school probeert die lacune op te vullen door burgerschaps- en integratieactiviteiten te organiseren.”
Maatschappelijke stage
Andere scholen die het CPS ondersteunt, zijn onder meer het Prisma College in Amersfoort, Reggesteyn in Nijverdal/Rijssen en Het Streek in Ede.
Inmiddels laat driekwart van de middelbare scholen hun leerlingen een maatschappelijke stage uitvoeren. Ook activiteiten bínnen de school vallen onder het thema: „De school is een oefenplaats voor burgerschap: door andere leerlingen te helpen, door dienst te doen in de kantine of door deelname aan een leerlingenraad of een sollicitatiecommissie oefenen leerlingen zich in vaardigheden die voor hun functioneren in de samenleving van belang zijn.”
De ene school richt zich volgens Van Tuyl meer op de integratie van autochtonen en de verschillende groepen allochtonen, de andere school pakt opvoedkundige taken op die veel ouders klaarblijkelijk laten liggen, een derde zoekt vooral contact met de wijk en de plaats waar de school staat. Democratie is een thema dat vaak aan de orde komt.
De invulling is vrij. „Echt vrij”, zegt Van Tuyl. „Wij constateren dat de inspectie alleen het proces controleert en niet de inhoud. Scholen kunnen dan ook hun eigen lijnen trekken, volgens hun levensbeschouwelijke en onderwijskundige principes. Ze moeten zich tegenwoordig steeds meer profileren. Dit is een van de manieren waarop dat kan.”
Leerlingen zijn vaak heel enthousiast over burgerschapsactiviteiten, terwijl ouders er ook zeer betrokken bij zijn, constateert de projectleider. „En docenten die op een stageadres langskomen, krijgen soms een heel ander beeld van hun leerlingen dan ze vanuit de klassensituatie hadden.”
Dit is het tweede artikel in een serie van drie naar aanleiding van het congres over de maatschappelijke opdracht van de christelijke/reformatorische school op komende vrijdag in Vianen. Donderdag de laatste aflevering.