Eerste gebod
Zij die van de Heere geleerd zijn, kunnen door ondervinding weten dat de minste breuk van de wet zonde is. De zonde, zegt Johannes, is de ongerechtigheid. Elke zondaar is dus een overtreder Gods oog, al had hij dit maar één keer gedaan. Als zondaar is hij onderworpen aan al de vloeken en de wraak van Hem Die te rein van ogen is dat Hij het kwaad zou zien.
Nemen wij nu elk gebod van de wet in zijn uitgebreidheid en zuiverheid in overweging, opdat wij des te sterker overtuigd zouden worden van de waarheid die Paulus zegt: „Uit de werken der wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden voor Hem.”Het eerste gebod luidt: „Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.” Door dit gebod wordt de dienst van de ware God op een plechtige wijze vereist en alles wat daarmee strijdig is op een gelijke plechtige wijze verboden. De Heilige Schrift leert ons dat de ware God bestaat in drie Goddelijke personen, te weten de Vader, de Zoon en de Heiligen Geest. Deze drie zijn een. Zij, die deze drie-enige God in geest en waarheid niet aanbidden, zijn volgens dit gebod schuldig.
Hoe weinig ware aanbidders zijn er heden te vinden. Indien gij uzelf recht kent, zult u ongetwijfeld met een geest van ootmoed en oprechtheid de bede zeggen: „Heere, ontferm u over mij, want ik heb uw wet verbroken.”
Richard Hill, predikant in Schotland (”Een geschenk voor de buurman”, 1783)