Van WIA naar eigen zaak en desnoods terug
Zelfstandige ondernemers staan steeds meer in de belangstelling. En terecht. Het midden- en kleinbedrijf wordt gezien als banenmotor voor de bv Nederland, maar ook zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) zorgen voor werkgelegenheid.
Steeds meer zzp’ers nemen mensen in dienst. Een goede start en reële inschatting van de risico’s zijn belangrijke voorwaarden voor zelfstandige ondernemers.Politiek Den Haag lijkt goed geluisterd te hebben naar de wensen van zelfstandige ondernemers. Met ingang van dit jaar is er de MKB-winstvrijstelling bijgekomen: een extra winstvrijstelling van 10 procent in de inkomstenbelasting. Maar nu belooft de nieuwe coalitie dat het starten van een eigen onderneming ook naast de dienstbetrekking onder andere fiscaal zal worden gestimuleerd.
Verder wordt de aandacht voor het starten vanuit een uitkering zoals WW, WAO en WIA verder versterkt. Gedeeltelijk arbeidsgeschikten krijgen van de overheid de eerste drie jaar nu al een extra startersaftrek. Voorwaarde is dat zij tenminste 800 uur per jaar werken voor hun eigen onderneming; dat is minder dan de standaardeis van 1225 uur. Het wachten is op de verdere concrete maatregelen.
De afgelopen jaren is het aantal zelfstandige ondernemers constant gestegen. De reorganisaties van bedrijven en (dreigende) werkloosheid hebben veel mensen ertoe gezet een eigen bedrijf te starten. Niet altijd ging echter de jongensdroom in vervulling. De laatste jaren waren behoorlijk moeilijk voor (startende) zelfstandigen. Vanaf 2002 tot en met 2005 is het percentage faillissementen ieder jaar gestegen. In sommige branches liep dit op tot bijna 60 procent.
De meeste starters beginnen als eenmanszaak. Een faillissement trof dan ook in materiële zin het hele gezin. De morele schokeffecten en relationele gevolgen waren vaak groot. Andere eenmanszaken hielden het vol, maar de muizen lagen dood voor de kast. Men ging niet meer met vakantie en voorzieningen zoals pensioen werden stopgezet. Het spaargeld werd aangesproken en verdween ras.
In 2006 zorgde de aantrekkende economie duidelijk weer voor een kantelpunt. Vooral in de bouw en de financiële en zakelijke dienstverlening neemt het aantal bedrijven nog steeds snel toe.
Motieven van startende ”eenpitters” kunnen verschillend zijn: „Ik wil doen waar ik goed in ben”, of: „Ik wil mijn werk flexibel kunnen indelen.” Daarnaast blijkt dat zelfstandige ondernemers het ook belangrijk vinden een grotere vrijheid te hebben in de manier van werken en in het onderhouden van contacten met klanten en opdrachtgevers. Maar er zijn zeker ook nadelen, zoals het accuraat bijhouden van de administratie, de debiteurenbewaking, de sociale (on)zekerheid en de lastig te bepalen balans tussen werk en privé.
Vaak worden risico’s onderschat. Een ondernemer moet beschikken over een zekere drive en onderscheidend vermogen. Met twaalf ambachten komt het dertiende ongeluk snel in zicht. Een goede visie op bedrijfsvoering, marktinzicht, organisatievermogen en creativiteit zijn sleutelwoorden. Niet minder belangrijk zijn goede contactuele eigenschappen en het fysiek en psychisch in staat zijn ondernemersrisico’s te dragen. Behalve deskundige begeleiding kan starten in deeltijd extra inzicht geven in het wel of niet aanwezige ondernemersbloed. Hiermee kunnen sociale zekerheden intact blijven.
De motieven van mensen die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn of in de WW zitten en een eigen bedrijf starten, variëren van een bewuste keuze tot pure noodzaak. In veel gevallen gaat het om een combinatie van negatieve en positieve motivatie.
Een vaak genoemde reden is de mogelijkheid om parttime ondernemer te zijn. Hierdoor kunnen de momenten dat iemand energie heeft zo goed mogelijk worden benut, zodat zijn of haar kwaliteiten niet verloren gaan. Tevens worden hiermee risico’s gespreid. Niet zelden wordt positieve energie aangeboord via een vakgebied waarbij de bestaande beperkingen niet of veel minder spelen. Dan neemt het zelfrespect weer toe.
Vanuit de WW is het trouwens mogelijk om met toestemming van het UWV zes maanden lang met behoud van uitkering als ondernemer aan de slag te gaan. Daarna is het binnen een bepaalde termijn nog mogelijk om op de WW-uitkering terug te vallen.
Bij een WAO-situatie kan na de start een solide winstgroei in sommige gevallen leiden tot het (gedeeltelijk) moeten terugbetalen van de WAO-uitkering. Bovendien wordt het percentage arbeidsongeschiktheid rekenkundig behoorlijk snel afgebouwd. Bij terugkering van vroegere klachten is de WAO-uitkering er dan niet meer.
Voor mensen die na 1 januari 2004 ziek werden, geldt niet meer de WAO maar de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Veel zaken zijn bij de WIA anders geregeld dan bij de WAO. De mogelijkheid tot herleving van de uitkeringsrechten blijft wel bestaan bij de WIA. Deze kansen zijn het waard om met behulp van goede voorlichting en begeleiding onderzocht te worden.
De auteur is werkzaam bij de RMU als adviseur werkgevers en zelfstandigen. Reageren? socialezaken@refdag.nl.