Verlangen naar een thuis
Titel: ”Een duif en een jongen”
Auteur: Meir Shalev; vert. Ruben Verhasselt
Uitgeverij: Rotschild & Bach, Amsterdam, 2006
ISBN 978 90 499 5013 2
Pagina’s: 416
Prijs: € 19,95.
„Een duif moet van zijn huis houden, anders wil ze er niet terugkomen”, zegt de duivenmelkster Mirjam tegen haar leerling. Deze zin verwoordt het kernthema van Meir Shalevs nieuwste roman ”Een duif en een jongen”: het verlangen naar een thuis. In ”Een duif en een jongen” worden afwisselend twee verhalen verteld: het verhaal van de toeristengids Ja’ier en het oudere verhaal van de ”baby”, een jongen die door de Haganah voor de onafhankelijkheidsoorlog wordt opgeleid als duivenmelker ten bate van de inlichtingendienst. De schrijver vertelt daarbij het verhaal van Ja’ier, terwijl hij Ja’ier op zijn beurt het verhaal van de baby laat vertellen.
Aanvankelijk denk je als lezer: wat hebben deze twee verhalen met elkaar te maken? Gaandeweg worden allereerst de parallellen tussen beide verhalen duidelijk, terwijl het slot van het boek een verrassend antwoord geeft op bovenstaande vraag.
Huizen
Ja’ier komt uit een gezin van gescheiden ouders, heeft zich altijd de mindere van zijn broer gevoeld en is bovendien getrouwd met een perfecte Amerikaanse advocate, wat ook al niet bevorderlijk is voor zijn zelfvertrouwen. Hun huwelijk bevindt zich in een crisis, omdat de lichamelijke contacten volstrekt plichtmatig geworden zijn. Het verdriet over hun kinderloosheid bevindt zich als een spook van verwijdering tussen hen.
Vanwege de slechte relatie met zijn vrouw, voelt hij zich in ’haar’ huis ook niet thuis. Huizen zijn in het boek vaak gepersonifieerd: Ja’ier spreekt ermee en worstelt ermee. Het huis van Liora, zijn vrouw, keert zich altijd tegen hem. Daarom koopt hij met geld van zijn overleden moeder een eigen huisje buiten Jeruzalem, dat hij met hulp van zijn jeugdliefde Tirtsa, die nu zijn maîtresse is, helemaal laat opknappen.
Duivenhouder
Het verhaal dat Ja’ier in de andere hoofdstukken beschrijft, is dat van de ”baby”. Zo wordt de jongen uit een van de Israëlische kibboetsim genoemd die wordt opgeleid om dienst te gaan doen als duivenbode in het leger. Shalev heeft zich hiervoor grondig verdiept in de geschiedenis van deze tak van oorlogvoering en in het houden van duiven in het algemeen.
De baby wordt al snel een volleerd duivenhouder die regelmatig naar Tel Aviv gaat, waar dokter Laufer vanuit het ”centrale duivenhok” leidinggeeft aan dit project. Daar ontmoet hij het ”meisje”, in Tel Aviv door dokter Laufer tot duivenmelkster opgeleid. Al snel ontstaat een liefdesrelatie tussen de baby en het meisje. Bij het versturen van berichten via een postduif, sturen ze elkaar ook vaak berichten waarin ze hun liefde uitspreken.
Op zeker moment moet de baby met zijn mobiele duivenhok, dat hij als een marskramer op zijn rug draagt, naar het front in de buurt van Jeruzalem. Hij wordt betrokken bij de strijd, maar raakt al snel in een geïsoleerde positie waarbij hij levensgevaarlijke verwondingen oploopt. En terwijl hij voor zijn vertrek uit Tel Aviv geen gemeenschap met het meisje wilde omdat hij dat voor later wilde bewaren, stuurt hij nu met zijn laatste krachten zijn zaad via een van zijn postduiven aan zijn meisje. Het meisje raakt daardoor zwanger en brengt een zoon ter wereld. Later trouwt ze met een andere man bij wie ze nog een kind krijgt. Aan het einde van het boek blijkt waarom Ja’ier dit verhaal vertelt: de zoon die op zo wonderlijke wijze werd verwekt, is hijzelf!
Onbereikbaar
Meir Shalev (1948) is momenteel Israëls succesvolste auteur. Hij zegt „in zijn taal te wonen.” Dat merk je aan de sterke en in dit boek lichtvoetige stijl. Maar net als meer van zijn boeken wordt ook dit boek bij tijd en wijle gehinderd door een zekere absurditeit. Ondanks die sterke en lichtvoetige stijl en het boeiende verhaal, wordt wie doorprikt naar de onderliggende thematiek, minder vrolijk.
Shalev vertelt het verhaal van de mens die net als de duif een sociaal wezen is, die behoefte heeft aan contact en die op zoek is naar een huis, waarmee je net zo goed communiceert en contact hebt. Dat verlangen staat in schril contrast met de trieste werkelijkheid: eigenlijk zijn of gaan alle relaties in het boek kapot. Ja’ier heeft een slecht huwelijk met zijn vrouw, zijn moeder raakte al eerder haar geliefde kwijt door de dood en vertrok bij haar man om haar eigen leven te kunnen leiden. Ja’iers geliefde Tirtsa is ook gescheiden van haar wettige man, terwijl haar vader, die wel een goed huwelijk had, zijn vrouw heeft verloren.
Ten diepste schetst het boek het verlangen naar het onbereikbare: Ja’ier naar een thuis, de vader van zijn geliefde naar zijn dode vrouw, het meisje naar haar baby, de duiven naar hun hok. Terwijl de onafhankelijkheidsoorlog ons het verlangen van de Joden naar een Joods thuis laat zien. Tegelijk is die oorlog ook een beeld van het leven tussen mensen. Het is zoals Ja’iers (stief)vader spreekt over zijn huwelijk: „We hebben veel oorlogen tegen elkaar gevoerd.”
Maar wat me vooral met een leeg gevoel achterlaat, is wat voor Shalev het hoogst haalbare in het leven blijkt te zijn: genieten van het leven, in het besef dat anderen al dood zijn en jij nog niet. Het is volstrekt horizontaal. „Die heimwee hebben, komen Thuis”, schreef ds. J. T. Doornenbal. Maar zonder heimwee is er ook geen Thuis.