De huwelijke staat
Deze week is de naam van de beoogd minister voor Jeugd en Gezin bekend geworden. Ook in deze week heeft de gemeenteraad van Amsterdam ingestemd met een motie die alle ambtenaren van de burgerlijke stand ertoe verplicht homohuwelijken te sluiten. Het was in deze zelfde week dat ik opnieuw onder de indruk raakte van de inhoud van het klassieke huwelijksformulier.
Het is al een oud formulier. Het dateert uit de tijd dat de gerefhormeerde kerk in onze landen zich ”onder het kruis” bevond. Velen die de ”nije leere” aanhingen, waren gevlucht. In 1568 was een aantal dienaren van de Nederlandse kerken bijeengekomen in het Duitse Wezel. Ze stelden enkele artikelen op tot welstand van de verdrukte kerk. In die omstandigheden vergaten deze mannen niet om aandacht te hebben voor het christelijke huwelijk. Over degenen die zich tot de huwelijke staat wilden begeven, bepaalden ze: „Eer de afkondiging geschiedt, zullen zij verschijnen met hun ouders of voogden, voor de predikant en twee ouderlingen: om ondervraagd te worden over hetgeen noodzakelijk te zijn geoordeeld wordt. Dat gedaan zijnde zal men hun namen te boek zetten.”Wat volgens het Woord van God gedaan en geweten moet zijn - wel, met het oog daarop geeft het formulier de huwenden een handreiking. Petrus Dathenus (inderdaad, dezelfde als van de psalmberijming) stelde het samen uit een aantal teksten die gangbaar was in de vluchtelingengemeenten van Londen en van Heidelberg. Vijftig jaar later stelde de grote synode van Dordrecht de tekst ervan officieel vast en verplichtte tot het gebruik ervan.
Het huwelijksformulier bevat klaar en helder Schriftuurlijkxx onderwijs. Het is onovertroffen in Bijbelse eenvoud en in pastorale diepte. Na de eeuwen die sindsdien verlopen zijn, inclusief allerlei wijzigingen in onze samenleving, geldt dat naar mijn gedachte nog steeds. Een kleine aanduiding van wat me trof.
Helpen en bijstaan
Het huwelijk wordt getypeerd als een inzetting van God, een scheppingsordening. Uitvoerig citeren de vaderen de Schriften. Ja, op grond daarvan wordt zelfs gesteld dat „de huwelijke staat behaagt aan God de Heere!” Toen in het paradijs en nog steeds. „Daarmee betuigende dat Hij nog heden ten dage aan een iegelijk zijn huisvrouw als met Zijn hand toebrengt.” Wat een goede God is deze God! Die deze gave uit het paradijs zelfs over de breuklijn van de zonde heen draagt en hem handhaaft.
Maar dat betekent wel dat wie de instelling van het huwelijk aantast, opstaat tegen God, de almachtige Schepper en barmhartige Heere. En dat niet alleen. Hij stoot ook de fundamenten van de samenleving omver. En onttrekt deze aan Gods ontferming. Het kan niet anders: dan treden ontluistering en verwildering in.
Uitvoerig spreekt het formulier vervolgens over de bedoeling van de Heere met het huwelijk. Drie redenen worden hier zelfs genoemd. Daarvan haal ik hier slechts de eerste en belangrijkste aan, een gulden regel: „… opdat de één de ander trouw zou helpen en bijstaan in alle dingen, die tot het tijdelijke en eeuwige leven behoren.”
De mens is het wezen dat beloften doet, zei K. E. H. Oppenheimer eens. Beloven is een riskante zaak. Want beloften maken schulden. In het huwelijk verbinden man en vrouw zich tot elkaar met de trouwbelofte. Bestemd voor de hele resterende tijd van het aardse leven. Totdat de dood scheiding zal brengen. Trouw helpen en bijstaan, de één de ander, in wederkerigheid dus.
Let erop, zo wil het formulier benadrukken, dat deze belofte zich ook uitstrekt tot de dingen die van eeuwigheidsgewicht zijn. Een ontroerende gedachte. Ik verbind me niet alleen aangaande de dagelijkse dingen van hier en nu, in voorspoed en in tegenspoed, in zorgen en in zegen. Maar ik weet me voor Gods aangezicht met name gebonden tot het zoeken van het eeuwige belang. Van mezelf niet te vergeten, maar niet minder van mijn man of vrouw. Me dunkt: dat maakt het huwelijk tot een christelijk huwelijk. De ander is met zijn/haar ziel en zaligheid op mijn hart gebonden. Hier krijgt de trouwbelofte het grootste gewicht. En voor Gods rechterstoel zal ik er verantwoording van moeten afleggen.
Gewisse hulp
Het is niet enkel de oproep tot betrachting van plicht die klinkt. Onze vaderen wisten ook van Gods beloften. Ja, boven al het andere! Het formulier mag dan beginnen met die naargeestig aandoende verwijzing naar „tegenspoed en kruis vanwege de zonde.” Maar het is niet anders dan om te betuigenxx van „de gewisse hulp van God in uw kruis.” Dit is de zegen waarom in de huwelijksdienst gebeden wordt.
De Heere Jezus begon Zijn wondertekenen op de huwelijksbruiloft te Kana in Galilea. Het formulier gaat er niet aan voorbij. Met welke toepassing? Deze, vol van troost, „dat Hij de getrouwden Zijn hulp en Zijn bijstand altijd wil bewijzen, ook wanneer men zulks allerminst verwacht.”
Nog meer treffende uitspraken uit het oude huwelijksformulier zouden te noemen zijn. „De slotsom van dit alles is, dat huwelijk en gezin bestemd zijn om in de chaotische en onstuimige wereldzee havens te zijn, waar de chaosmachten, de tomeloze driften, het niets-ontziende geweld teruggedrongen zijn en waar huiselijke vrede, gezelligheid, veiligheid, goede trouw, godsvrucht en zedelijkheid bloeien kunnen.” (W. Aalders.)
Dezelfde dr. W. Aalders schreef rond 1980 dat het in een tijd, die zo lasterlijk sprak als toen, van grote betekenis is om het klassieke huwelijksformulier in ere te houden… Ik ben geneigd om het in 2007 te herhalen.
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl